Internationaal Europees en buitenlands recht

Resultaat 205–216 van de 1456 resultaten wordt getoond

De mythe van het de auditu-bewijs

N. Rozemond

Er is geen onderwerp in het strafprocesrecht waarover zo veel mythevorming bestaat als het de auditu-bewijs in strafzaken. Ook in de eerste aflevering van Ars Aequi met de Rode draad `Bewijs en Bewijsrecht`verkondigen Nijboer en Wagenaar zonder enige kritische kanttekening de mythe van het de auditu-bewijs. De mythe van het de auditu-bewijs bestaat uit twee bestanddelen. Het eerste bestanddeel is de opvatting dat de Hoge Raad in het De Auditu-arrest van 1926 tegen de wil van de wetgever de auditu-bewijs in het Nederlandse strafprocesrecht zou hebben geïntroduceerd. Het tweede bestanddeel bestaat uit de mening dat de auditu-bewijs in strijd is met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens: het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zou in het Kostovski-arrest `de bijl aan de voet van veel van de de auditu-constructies` hebben gelegd. In deze bijdrage wil ik proberen de mythe van het de auditu-bewijs te ontkrachten. Daarmee wil ik niet betogen dat er geen kritiek kan worden uitgeoefend op de bewijsvoering in Nederlandse strafzaken. Het 'herkennen van Iwan' van Wagenaar en 'Strafrechtelijk bewijsrecht'van Nijboer zijn verplichte literatuur voor iedere jurist die kritisch over het strafrechtelijke bewijsrecht wil nadenken. Ik wil slechts laten zien dat de kritiek op de auditu-bewijs zoals Nijboer en Wagenaar deze onder woorden brengen te ongenuanceerd is: de Nederlandse procespraktijk in strafzaken is veel gevarieerder dan zij het doen voorkomen. Deze nuancering is noodzakelijk om een beter begrip te krijgen van de sterke en zwakke kanten van de Nederlandse bewijsvoering in strafzaken.

Rode draad | Bewijs en bewijsrecht | Verdieping | Studentartikel
maart 1999
AA19990144

De nieuwe Wet ter Bescherming Koopvaardij

C.M.J. Ryngaert

Post thumbnail De Tweede Kamer heeft onlangs een voorstel van wet aangenomen houdende regels voor de inzet van gewapende particuliere maritieme beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen, kort gezegd Wet ter Bescherming Koopvaardij. Het voorstel maakt het reders mogelijk om onder strikte voorwaarden particuliere (private) maritieme beveiligingsbedrijven in te zetten aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen bij de doorgang van gevaarlijke zeegebieden.

Opinie | Opiniërend artikel
oktober 2018
AA20180787

De onafhankelijkheid van de internationale strafrechter

G.K. Sluiter

Post thumbnail Ik beperk mij tot een korte verkennende analyse van een aantal problemen ten aanzien van de onafhankelijkheid van de internationale strafrechtspraak. Deze problemen betreffen niet alleen het gebrek aan onafhankelijkheid, maar ook een te grote onafhankelijkheid, als mogelijke bedreiging voor een effectieve en eerlijke internationale strafrechtspleging. Deze analyse kan alleen verkennend zijn, omdat een evenwichtige toetsingsmaatstaf niet kan worden gegeven. Ik beperk mij tot drie kwesties: de relatie tot de Veiligheidsraad (paragraaf 3), de wetgevende activiteiten van de internationale strafrechter (paragraaf 4), en het afleggen van verantwoording (paragraaf 5). Enige inleidende opmerkingen wijd ik aan de positie van de internationale strafrechtspraak in de internationale rechtsorde (paragraaf 2).

Verdieping | Studentartikel
april 2008
AA20080272

De ontneming van wederrechtelijk voordeel in verhouding tot het EVRM

C. Philips

Is de Nederlandse regelgeving ter zake van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (art.36e Sr)strijdig met de onschuldpresumptie van artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM),wanneer niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de betrokkene het strafbaar feit ter zake waarvan de vordering is ingesteld heeft gepleegd,en evenmin kan worden vastgesteld dat hij vermogensbestanddelen bezit waarvan hij de herkomst niet kan verklaren? Op 1 maart 2007 deed het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)een opmerkelijke uitspraak in de zaak Geerings versus Nederland, waarin geconcludeerd werd dat de in die zaak op artikel 36e lid 2 Sr gebaseerde ontnemingsmaatregel onverenigbaar is met artikel 6 lid 2 EVRM. Vegl: EHRM 1 maart 2007, LJN: BA1112

Verdieping | Verdiepend artikel
juli 2007
AA20070583

De onveilige baarmoeder

M.K. Jungschleger

Is het niet het recht van het kind, als gekozen wordt voor het voldragen van de zwangerschap, om prenataal beschermd te worden? En biedt de nationale en internationale wetgeving niet de mogelijkheid, misschien zelfs wel de plicht, kinderen prenataal te beschermen? De huidige opinie: het ongeboren kind heeft geen rechten, met als gevolg de onmogelijkheid van bescherming van het ongeboren kind tegen vermijdbare schade door doen en nalaten van de aanstaande moeder, dient te worden herzien.

Verdieping | Verdiepend artikel
mei 2002
AA20020339

De onverjaarbaarheid van internationale misdrijven

R.A. Kok

Dit proefschrift behandelt het al dan niet onverjaarbaar zijn van de ernstigste internationale misdrijven.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
juli 2007
AA20070615

De opstanding van Europa (Digitaal boek)

J.W. Sap

Post thumbnail Door gerommel aan de grenzen, nationale reflexen en aanslagen blijkt Europa kwetsbaarder dan gedacht. Interne en externe dreiging drijft de Europese Unie uit elkaar. Heeft Europa de kracht om weer op te staan?

9789069168142 - 12-05-2016

De OV-studentenkaart en het gemeenschapstrouwbeginsel: een reactie

C.M.J.A. Kuypers

Reactie op een eerder in Ars Aequi gepubliceerd artikel en een andere reactie over de onverenigbaarheid van de OV-Jaarkaart voor studenten en het Europees gemeenschapsrecht. In de reactie wordt deze stelling iets genuanceerd.

Opinie | Reactie/nawoord
oktober 1992
AA19920588

De Poolse rechtsstaat bedreigd

P.J. Slot

HvJ EU (grote kamer) 2 maart 2021, C-824/18, ECLI:EU:C:2021:153 (A.B. e.a. tegen Krajowa Rada Sądownictwa) Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (hoogste bestuursrechter van Polen), bij beslissing van 21 november 2018, ingekomen bij het Hof op 28 december 2018. Dit verzoek is aangevuld bij beslissing van 26 juni 2019, ingekomen bij het Hof op 5 juli 2019, in de procedure A.B., C.D., E.F., G.H. en I.J. tegen Krajowa Rada Sądownictwa.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 2021
AA20210613

De Poolse rechtsstaat onder druk: van artikel 7 VEU naar het Europees aanhoudingsbevel en weer terug

J.W. Ouwerkerk, P.J. Slot

Hof van Justitie Europese Unie (HvJ EU) (Grote Kamer) 25 juli 2018, C-216/18 PPU, ECLI:​EU:​C:​2018:​586 (LM)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 2018
AA20181040

De positie van de Heilige Stoel in het volkenrecht

K. Martens

Een veel gehoorde fout is dat het Vaticaan en de heilige stoel hetzelfde zouden zijn, dit artikel geeft het onderscheid tussen beide aan. Bovendien word ook de inhoud van beide instellingen, zowel vroeger als in het huidige recht, behandeld.

Verdieping | Verdiepend artikel
februari 2006
AA20060102

De positie van de Nederlandse wetgevingsjurist bij het implementeren van EU-regelgeving

P.J.P.M. van Lochem

Met de constatering dat Europese regelgeving behoort tot het nationale domein, benadrukte de eerste Visitatiecommissie wetgeving in 2000 dat wetgevingsjuristen (naast andere nationale actoren) zichzelf moesten beschouwen als deelnemers in dit proces en niet als uitvoerders van een opdracht van hogerhand. Dit horizontale beeld lijkt echter niet met de verticale werkelijkheid overeen te komen.

Perspectief | Perspectiefartikel
oktober 2019
AA20190810

Resultaat 205–216 van de 1456 resultaten wordt getoond