R. Kotting
Bij het doorkijken van de jurisprudentie over het internationaal familierecht springt er één ding in her oog: de hoeveelheid. In de loop van de laatste tien jaar is het aantal zaken met een internationaal karakter sprongsgewijze toegenomen en zij horen, bij de meeste rechtbanken, tot de dagelijkse case-load. Wie zich met vragen van familierecht bezighoudt, krijgt met het internationaal privaatrecht te doen. Dat geldt voor advocatuur, notariaat en burgerlijke stand, maar ook voor instellingen als de raden voor kinderbescherming, de belastingdienst en de administraties van sociale verzekeringswetten.
Nog iets valt op, zeker de laatste tien jaren: de herkomst van de procespartijen. Die heeft een drastische verschuiving naar de ontwikkelingslanden ondergaan, vooral de mediterrane. Bovendien komt het, bij echtparen, steeds meer voor dat man en vrouw uit hetzelfde land afkomstig zijn.
De veranderde samenstelling van de bevolking van Nederland werkt door in alle rakken van het recht. Ook het internationaal privaatrecht, dat toch van huis uit op buitenlandse problemen is gericht, blijft daarbij niet buiten schot. Hierbij gaat het vooral om het internationaal familierecht. Na een korte beschrijving van de werkwijze van het ipr (2) wordt de aandacht op het internationaal familierecht gericht (3); etnische minderheden en internationaal familierecht vormen het slot (4).
oktober 1981
AA19810586