Burgerlijk recht

Resultaat 925–936 van de 3021 resultaten wordt getoond

Geneuzel of van fundamenteel belang? Het lot van uitspraken (mede) gewezen door een rechter die nog niet of niet meer in functie is

C.J.M. Klaassen

Hoge Raad 18 november 2016, nr. 16/00545, ECLI:​NL:​HR:​2016:​2607 (Meavita); Hoge Raad 6 oktober 2017, nr. 17/00336, ECLI:​NL:​HR:​2017:​2561 (Moeder/Raad voor de Kinderbescherming en vader); Gerechtshof Amsterdam 9 mei 2017, nrs. 200.186.069/01, 200.186.100/01 en 200.186.113/01, ECLI:​NL:​GHAMS:​2017:​1759; Gerechtshof Amsterdam 30 mei 2017, nr. 200.197.332/01 NOT, ECLI:​NL:​GHAMS:​2017:​1928

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2018
AA20180141

Gerechtigheid in het contractenrecht

J.J. Valk, D.J. Verhey

Het Nederlandse contractenrecht kent tal van wettelijke beschermingsbepalingen. Waarin kan de rechtvaardiging van deze bepalingen worden gevonden? De aard van het contractenrecht dwingt ons telkens te onderzoeken of de gevolgen van deze beschermingsbepalingen ten gunste van de ene partij gerechtvaardigd kunnen worden tegenover de wederpartij. Bij nadere analyse blijkt voor de bescherming in het kader van de overeenkomst van personenvervoer niet vanzelfsprekend een rechtvaardiging voor handen te zijn.

Opinie | Redactioneel
maart 2013
AA20130181

Gerechtvaardigd vertrouwen in voor de vrouw nadelige wijziging huwelijkse voorwaarden tijdens huwelijk?

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:165 (mrs. C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink; A-G mr. G.R.B. van Peursem) Huwelijksvermogensrecht (art. 1:115 BW); afwikkeling bij echtscheiding. Wijzigingen huwelijkse voorwaarden tijdens huwelijk ten nadele van de vrouw. Zorgplicht notaris (art. 43 lid 1 Wet op het notarisambt); specifieke waarschuwings- en vergewisplicht bij nadelige of riskante gevolgen. Heeft de man, gelet op betrokkenheid van notarissen bij wijzigingen, gerechtvaardigd erop vertrouwd dat wil van de vrouw strookte met haar verklaring (art. 3:33 en 35 BW)?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2024
AA20240235

Gerritse q.q. c.s.-Ontvanger

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 12 mei 1989, nr. ECLI:NL:HR:1989:AC2498, RvdW 1989, 132 (Gerritse q.q. c.s./Ontvanger). Ook bekend als Sigmacon I. Arrest van de Hoge Raad waarin het bodembeslag van de Ontvanger centraal staat. Normaalgesproken kan een schuldenaar zich alleen verhalen op de eigendommen van de schuldenaar. Het bodemrecht van de fiscus maakt daar een uitzondering op. In deze zaak vond de Ontvanger dat de curator dat deze en de overige schuldenaren onrechtmatig handen gehandeld door doormiddel van een bepaalde constructie het bodemrecht te ontwijken. De Hoge Raad oordeelt dat dit geoorloofd was. In de noot wordt dieper op het bodemrecht en de afwikkeling van faillissement in gegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1990
AA19900104

Geschilbeslechting door de bestuursrechter over mijnbouwschade in Groningen

A.T. Marseille

Post thumbnail Voor de beoordeling van geschillen over beslissingen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen over de aanspraak op schadevergoeding vanwege aardgaswinning door de NAM maakt het niet uit of die door de bestuursrechter of de civiele rechter plaatsvindt. De reden is dat beide rechters ter beslechting van het geschil precies dezelfde vragen moeten beantwoorden en dat ze bij de beantwoording precies dezelfde criteria hanteren.

Verdieping | Verdiepend artikel
december 2020
AA20201107

Geschillen als handelswaar

Over cliffhangers en e-Court-soap

E. Bauw

Post thumbnail De werkwijze en het verdienmodel van het digitale arbitrage-instituut e-Court zijn en blijven omstreden. De Hoge Raad zal duidelijkheid moeten geven over de aanvaardbaarheid ervan. Tot die tijd ligt de ‘robotrechter’ stil. Is de commerciële benadering van geschillenbeslechting te verenigen met adequate rechtsbescherming? In ieder geval zal e-Court de kritiek serieuzer moeten nemen dan zij tot nu toe heeft gedaan.

Opinie | Opiniërend artikel
november 2018
AA20180890

Geschillen tussen aandeelhouders

M.J.G.C. Raaijmakers

Gerechtshof Amsterdam (Ondernemingskamer) 20 april 1989, ECLI:NL:GHAMS:1989:AD0725, Requestnr. 6/89 OK (Neerpelt Management BV/Best Golf & Country BV), niet gepubliceerd. De beslissing van de OK is de eerste uitspraak gedaan in een geschil tussen aandeelhoudsters na het in werking treden van de nieuwe wettelijke geschillenregeling van Afd. 1 Titel 8 Boek 2 BW. Opmerkelijk is echter de centrale overweging waarmede de uitspraak aanvangt: het enkele bestaan van een patstelling zou op zich nog niet een enquête rechtvaardigen. Door te verwijzen naar de wettelijke geschillenregeling lijkt de OK te suggereren dat het bestaan daarvan mede ten grondslag ligt aan zijn beslissing. Het werpt alles de vraag op hoe — meer nauwkeurig bepaald - beide regelingen (enquêterecht en geschillenregeling) zich verhouden. Op die vraag wordt in deze bijdrage verder ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 1989
AA19890850

Gevaarzetting en doorbraak van aansprakelijkheid

S.M. Bartman

Hoge Raad 1 september 2009, nr. C07/203HR, ECLI:NL:HR:2009:BH4033, LJN: BH4033, NJ 2009/565, m. nt. PvS, JOR 2009/309, m. nt. Spinath (Comsys/Van den End q.q.) Faillissementsrecht. Procesrecht. Schending van de verplichting in de appeldagvaarding ex art. art. 111 lid 2, aanhef en onder j, Rv. het in art. 140 lid 2 Rv., genoemde rechtsgevolg te vermelden dat intreedt indien niet alle gedaagden op de voorgeschreven wijze in het geding verschijnen; voor de geïntimeerde jegens wie verstek is verleend en die in hoger beroep in het ongelijk is gesteld, stond zowel het rechtsmiddel van verzet als het rechtsmiddel van cassatieberoep open; nu cassatieberoep is ingesteld, kon geen verzet meer worden ingesteld; doorbraak van aansprakelijkheid; holding moedermaatschappij en enig aandeelhouder van dochtervennootschappen; vordering tot schadevergoeding bestaande in tekort faillissement dochter; bijzondere zorgplicht holding jegens crediteuren van gefailleerde dochter, welke zijn grondslag vindt in de door holding opgezette structuur met daaraan inherente risico’s voor de crediteuren van de gefailleerde dochter en de keuze om de activiteiten van de betreffende dochter ‘going concern’ voort te zetten in de wetenschap dat daardoor binnen de groep de crediteuren zouden worden benadeeld zodra de financiering in rekening-courant door holding zou worden beëindigd; in de gegeven omstandigheden diende holding zich de belangen van schuldeisers aan te trekken; holding die schuldeisers niet heeft gewaarschuwd voor penibele financiële positie van gefailleerde aansprakelijk voor tekort in faillissement van dochter; handelingen holding niet aan dochter toegerekend.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2010
AA20100102

Gevolgen van het Achmea-arrest voor de praktijk van de investeringsarbitrage binnen de EU

A.S. Hartkamp

Hof van Justitie EU (Grote Kamer) 6 maart 2018, C-284/16, ECLI:​EU:​C:​2018:​158 (Slowakije/Achmea), Ars Aequi 2018, p. 527-532, m.nt. P.J. Slot (AA20180527)

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
september 2018
AA20180732

Geweld binnenshuis: uithuisplaatsing plegers in discussie

K.D. Lünnemann

Dit artikel behandelt de problematiek van huiselijk geweld en de daarmee samenhangende vragen omtrent uithuisplaatsing. Het lijkt erop dat de trend voorzet om in plaats van de slachtoffers in veiligheid te brengen , de dader het huis uit te plaatsen.

Opinie | Opiniërend artikel
december 2002
AA20020882

UCERF 15 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Gewone verblijfplaats in het Europees familierecht

I. Sumner

Het begrip ‘de gewone verblijfplaats’ speelt een cruciale rol in het internationale familierecht. Het is een belangrijke aanknopingsfactor in veel Haagse verdragen en in EU-verordeningen voor uitlopende aspecten van grensoverschrijdende families. Het is een begrip dat open staat voor interpretatie en is belangrijk, bijvoorbeeld omdat het kan leiden tot rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het […]

Gezagsrelatie twijfelachtig: een nawoord

J. Dekker-Dingemans, T.M. ter Horst-Wielinga

Nawoord bij een reactie op een eerder artikel over de noodzaak tot het afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering ten behoeve van vrijwilligers. De oorspronkelijke auteurs betogen dat in geval van vrijwilligerswerk het twijfelachtig is of er een gezagsrelatie bestaat tussen de vrijwilligersorganisatie en de vrijwilliger.

Opinie | Reactie/nawoord
februari 1991
AA19910145

Resultaat 925–936 van de 3021 resultaten wordt getoond