Burgerlijk recht

De regeling van abortus in het verenigde Duitsland

T. Barkhuysen

In het verenigde Duitsland gelden nu twee verschillende abortusregelingen: de liberale DDR-regeling, die van toepassing blijft in de deelstaten die voor de vereniging de DDR vormden, en een veel minder liberale regeling in de 'Westduitse' deelstaten. Op grond van het Einigungsvertrag moet de Duitse wetgever aan deze situatie voor het einde van 1992 een einde maken en één abortusregeling voor het verenigde Duitsland ontwerpen. In dit artikel wordt eerst het grondwettelijk kader geschetst waarbinnen een dergelijke regeling moet passen. Daarna worden de (juridische) mogelijkheden onderzocht om de DDR-regeling als regeling voor heel Duitsland in te voeren en daarmee een van de laatste restanten van het DDR-recht in het verenigde Duitsland te behouden.

Verdieping | Studentartikel
januari 1992
AA19920014

De relativiteit van de ongeschreven norm naar Nederlands en Engels recht

R.J.Q. Klomp

Het relativiteitsvereiste levert in de praktijk van het delictuele aansprakelijkheidsrecht zelden problemen op. Toch is het, vooral in het onderwijs, een lastig onderwerp. Het kan een stuk eenvoudiger, zo zal in onderstaande bijdrage worden betoogd. Voorzover het de relativiteit van de ongeschreven norm betreft kunnen we wat van het Engels recht leren.

Bijzonder nummer | Anglo-Amerikaans recht
mei 1998
AA19980398

De relativiteit van de toelating als vluchteling

S.D. Lindenbergh

Hoge Raad 13 april 2007, nr. C06/081HR, ECLI:NL:HR:2007:AZ8751, LJN: AZ8751, RvdW 2007, 397 (Staat/Y) In deze annotatie komt aan de orde hoe de Hoge Raad heeft geoordeeld over de relativiteitsleer bij een geschonden norm over toelating tot Nederland en het daardoor mislopen van inkomsten. De annotator gaat in op de verschillende aspecten van de relativiteitsleer en bespreekt de achtergronden.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2007
AA20070777

De relativiteit van wettelijke normen

P.W. den Hollander

Post thumbnail

Sinds het Duwbak Linda- arrest is er veel te doen over de rechtspraak over de relativiteit van wettelijke normen in de zin van artikel 6:163 BW. Hoe zou de rechter de relativiteit van zo'n norm moeten vaststellen? Waarover hebben we het dan eigenlijk? En hebben we het relativiteitsvereiste echt nodig? Deze en andere vragen bespreekt de auteur in zijn proefschrift, dat hij in deze bijdrage op hoofdlijnen bespreekt.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
december 2016
AA20160990

De respectplicht ten aanzien van andermans contractuele belangen

L.M. van Bochove

Post thumbnail

Niet-contractspartijen zijn verplicht in hun handelen enige rekening te houden met het bestaan van een overeenkomst. Dit blijkt uit het feit dat het uitlokken van contractbreuk, en onder omstandigheden ook het profiteren hiervan, als strijdig met de maatschappelijke zorgvuldigheid wordt aangemerkt. Maar in hoeverre is ‘contractbreuk’ vereist? Kan bijvoorbeeld ook het aanzetten tot de opzegging van een overeenkomst als onzorgvuldig worden gekwalificeerd?

Verdieping | Verdiepend artikel
mei 2018
AA20180361

De rol van de (gewijzigde) WCAM bij de collectieve afwikkeling van massaschade ‘en nog wat van die dingen’

C.J.M. Klaassen

Post thumbnail Massaclaims en andere massavorderingen komen regelmatig voor. Een van de instrumenten om deze op efficiënte wijze af te wikkelen, is de WCAM: volgens sommigen een succesvol exportproduct. De WCAM is recent aangepast. In deze bijdrage worden de wijzigingen die deze recente wetswijziging meebrengt wat de afwikkeling van massavorderingen betreft op hoofdlijnen besproken.

Verdieping | Verdiepend artikel
september 2013
AA20130627

De rol van de Raad voor de Kinderbescherming in echtscheidingszaken

Interview met Prof.dr. G.P. Hoefnagels

J.A. van de Hel, I. de Wilde

Prof.dr. G.P Hoefnagels (1927) is emeritus hoogleraar Criminologie, Familie- en Jeugdrecht en scheidingsbemiddelaar. Hij studeerde rechten en psychologie. Hij was van 1950-1954 officier bij de Krijgsraad, van 1954 tot 1956 werkzaam bij de Voogdijraad, daarna research fellow bij de University of California en hoofd onderzoek strafrecht en criminologie(UvA). Van 1969 tot 1992 was hij hoogleraar Criminologie, Familie-en jeugdrecht aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam en van 1987 tot 1995 lid van de Eerste Kamer. Peter Hoefnagels staat onder meer bekend om zijn kritische kanttekeningen bij de rol van de Raad voor de Kinderbescherming in echtscheidingszaken. Hij promoveerde op een handleiding voor rapportage van de Raad en beschreef een methode voor rapportage. Hij was voorzitter van een ministeriële commissie voor een nieuwe organisatie van de jeugdzorg. Nog steeds analyseert en bekritiseert hij raadsrapportages in zijn expertises voor rechtbanken en hoven. Peter Hoefnagels was in 1974 de ontdekker en eerste beoefenaar van scheidingsbemiddeling in Nederland. In zijn methodische scheidingsbemiddeling, beschreven in zijn Handboek Scheidingsbemiddeling, spelen kardinale fasen en uitgangspunten van het juridisch en het psychologisch proces van scheiden, zoals de scheidingsmelding, het ‘paraplugesprek’en de ‘paradoxale toewijzing’ een belangrijke rol. Hij publiceerde veel over bovengenoemde onderwerpen, waaronder het Handboek Scheidingsbemiddeling. Mediation als methode van rechten psychologie. Zijn ideeën vinden hun weerslag in de scheidingsbemiddelingspraktijk en spelen een belangrijke rol in de huidige discussie rond de aanpassing van het Nederlandse scheidingsrecht.

Verdieping | Verdiepend artikel
oktober 2005
AA20050833

De rol van de rechter in de echtscheidingsprocedure

H. Lenters

Bespreking van een proefschrift op het gebied van het echtscheidingsrecht met als hoofdvraag: Welke redenen zijn er voor rechterlijke tussenkomst in echtscheidingszaken?

Literatuur | Proefschriftbijdrage
januari 1994
AA19940052

De rol van de vernietiging van een arbitraal vonnis bij de aansprakelijkheid van arbiters

P.E. Ernste, G.J. Meijer

Post thumbnail

De procedure tot vernietiging van een arbitraal vonnis speelt een belangrijke rol in het leerstuk van aansprakelijkheid van arbiters. Bij het bepalen aan de hand van welke aansprakelijkheidsmaatstaf het handelen van de arbiter dient te worden beoordeeld, is van belang of het gewraakte handelen in het kader van de vernietigingsprocedure ter toetsing aan de rechter kan worden voorgelegd. De strikte Greenworld-maatstaf geldt slechts voor fouten die samenhangen met de rechterlijke taak, welk handelen in een vernietigingsprocedure kan worden getoetst. Voor aansprakelijkheid van de arbiter is dan één van de voorwaarden dat het arbitrale vonnis is vernietigd. De arbiter heeft hierdoor belang bij de uitkomst van de vernietigingsprocedure en daarmee een belang om zich te voegen in de vernietigingsprocedure. Het middel van ‘remission’ (art. 1065a Rv) kan evenwel in de weg staan aan de voeging van de arbiter in de vernietigingsprocedure.

Opinie | Opiniërend artikel
september 2017
AA20170682

UCERF 11 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

De rol van het IVRK in de Nederlandse familie- en jeugdrechtpraktijk

P.J. Montanus

In deze bijdrage zal aan de hand van wetgeving, jurisprudentie en literatuur worden besproken welke rol het IVRK heeft gespeeld, speelt en kan spelen in de Nederlandse familie- en jeugdrechtpraktijk.

UCERF 11 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

De rol van het sociale netwerk bij (v)echtscheidingen

C. Finkenauer, E. Kluwer, J. van Lawick, J.C. de Schipper, K. Schoemaker, M. Visser

Het artikel maakt een begin met het in kaart brengen van de complexiteit van de sociale context van vechtscheidingen. Het draagt er toe bij kennislacunes te identificeren. 

De rol van rechtsbeginselen in het recht van de intellectuele eigendom en de ongeoorloofde mededinging

D.W.F. Verkade

In dit artikel wordt ingegaan op de werking van rechtsbeginselen op het gebied van de intellectuele eigendom en de ongeoorloofde mededinging. Daarbij wordt allereerst ingegaan op de grondslagen waarop de bestaande bescherming van onstoffelijke prestaties is terug te voeren. Daarbij spelen verschillende argumentaties een rol die voldoende behandeld worden. Ook wordt er ingegaan op de vraag of er met beginselen te argumenteren valt voor of tegen meer bescherming van onstoffelijke prestaties. Bij dit alles komt veel jurisprudentie aan de orde.

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910859