Burgerlijk recht

december 1990

Katern 37: Huurrecht

F.T. Oldenhuis

december 1990

Katern 37: Jeugdrecht

J.H. de Graaf

Aanpassing van de Boeken 1 en 2 BW aan het nieuwe vermogensrecht

B.C. de Die

In dit artikel wordt de aanpassing van de al eerder ingevoerde boeken 1 en 2 van het NBW besproken naar aanleiding van de invoering van de boeken 3, 5 en 6 (vermogensrecht). De boeken 1 en 2 van NBW waren al eerder gereed en ingevoerd en behoeven op de een aantal punten wijziging. Eerst wordt van boek 1 het huwelijksvermogensrecht besproken en vervolgens van boek 2 de algemene bepalingen rondom rechtspersonen. Daarbij worden vele artikelen apart besproken.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
december 1990
AA19900956

Even Apeldoorn bellen

Overheidsaansprakelijkheid voor vernietigde beschikkingen

J.P. van den Berg

In het achter ons liggende decennium heeft de burgerlijke rechter de overheidsaansprakelijkheid voor schade ontstaan als gevolg van een vernietigde beschikking ontwikkeld, met als voorlopig sluitstuk het arrest Velsen/De Waard. In dit arrest besliste de Hoge Raad dat ten behoeve van de vernietiging in de administratieve procedure gemaakte kosten van rechtsbijstand via artikel 1401 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Het arrest heeft inmiddels een stroom van reacties opgeleverd. J.P. van den Berg zet uiteen dat de uitspraak van de Hoge Raad een logische laatste stap was en geheel in de lijn der verwachtingen lag. Een geslaagde schadevergoedingsactie tegen de overheid op grond van artikel 1401 BW zal aan de vereisten van onrechtmatigheid, schuld, causaal verband en relativiteit moeten zijn voldaan. Deze vereisten worden afzonderlijk bespreken, waarbij zal blijken dat aan de onrechtmatigheid, schuld en relativiteit nauwelijks nog zelfstandige betekenis toekomt. De vraag welke schade voor vergoeding in aanmerking komt zal voor de burgerlijke rechter het zwaartepunt vormen bij de beoordeling van een vordering tot schadevergoeding. Om zich tegen de gevolgen van aansprakelijkheid te wapenen, is het voor overheidsorganen zaak zich te verzekeren tegen eventuele schadeclaims. Daarom wordt in deze bijdrage tevens ruime aandacht besteed aan de aansprakelijkheidsverzekering voor gemeenten.

Verdieping | Studentartikel
december 1990
AA19900921

Causaliteitsproblemen bij toxische schadeveroorzaking

De onbepaalbaarheid van daders en gelaedeerden

J.M. Auping

In geval van schade veroorzaakt door een onrechtmatige daad, dient voor het civielrechtelijke recht op vergoeding daarvan onder andere voldaan te zijn aan het vereiste dat er causaal verband is tussen de onrechtmatige daad en de geleden schade. In het NBW wordt voor het aantonen van causaal verband de bewijslast omgedraaid als sprake is van schade die het gevolg kan zijn van twee of meer gebeurtenissen en waarvan vaststaat dat deze door ten minste één van die gebeurtenissen is ontstaan, terwijl niet vaststaat door welke. Een omkering van de bewijslast kan echter ook bepleit worden als sprake is van een gebeurtenis die een verhoogde kans op schade voor een groep personen tot gevolg heeft, doch waarbij niet vaststaat wie uit die groep door die gebeurtenis schade heeft geleden. Dergelijke bewijsnood manifesteert zich vooral wanneer schade wordt veroorzaakt door toxische middelen, de zogeheten toxische schadeveroorzaking.Het specifieke karakter van deze schadesoort vestigt de aandacht op de problemen die kunnen ontstaan bij het aantonen van het causale verband. Deze hebben te maken met de onbepaalbaarheid van enerzijds de daders en ander¬zijds de gelaedeerden.Aan de hand van twee casus uit het Ameri¬kaanse recht wordt in dit artikel de problematiek voor het Nederlandse recht behandeld. De casus van Sindell v. Abbott Laboratories toont de bewijsproblemen wanneer de daders moei¬lijk te bepalen zijn.

Verdieping | Studentartikel
december 1990
AA19900929

De Staat/Van Amersfoort

Rode draad

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 9 februari 1990, nr. 14130, ECLI:NL:HR:1990:AC0747 (Staat/Van Amersfoort) In deze noot wordt ingegaan op een uitspraak van de Hoge Raad waarbij er in het geding was wat de reikwijdte van art. 21 Interimwet Bodemsanering was, welke wet het kostenverhaal bij bodemsanering op de vervuiler regelt. Daarbij komt de verhouding met het aansprakelijkheidsrecht aan de orde. In de noot wordt de totstandkomingsgeschiedenis van art. 21 Interimwet Bodemsanering besproken en komt de reikwijdte ervan aan de orde. Daarbij wordt tevens ingegaan op de verhouding met de civielrechtelijke onrechtmatige daadsactie.

Annotaties en wetgeving | Annotatie | Overig | Rode draad | Milieurecht
november 1990
AA19900871

Rechtsvraag (198) Intellectuele Eigendom

Th.C.J.A. van Engelen

Rechtsvraag behorende betreffende Intellectuele eigendom. De casus betreft ansichtkaarten waarop zonder toestemming van de licentiehouder afbeeldingen werden gedrukt. De vraag wordt gesteld in hoeverre een verbodsactie kan slagen.

Perspectief | Rechtsvraag
november 1990
AA19900882

Rechtsvraag (199) productenaansprakelijkheid

E.H. Hondius

Rechtsvraag betreffende productenaansprakelijkheid waarbij ingegaan wordt op het voorontwerp van wet inzake productenaansprakelijkheid van de Australian Law Reform Commission. De vraag wordt gesteld in hoeverre dit ontwerp afwijkt van de Europese Richtlijn productenaansprakelijkheid;

Perspectief | Rechtsvraag
november 1990
AA19900883

OGEM-enquête (I) en (II)

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 10 januari 1990, nr. 20, ECLI:NL:HR:1990:AC1233, RvdW 1990, 22/23, NJ 1990, 465/466 m.n. Maeijer; TVVS 1990, pp. 127-132 noot Th.S. IJsselmuiden (Ogem-enquête (I) en (II)) In deze noot wordt ingegaan op de gevolgen van het failliet gaan van Ogem waarbij een uitspraak van de Hoge Raad aan de orde komt en er strijd is over de werking en strekking van de regeling van het enquêterecht. De Hoge Raad doet hierover een belangrijke uitspraak en oordeelt dat wanneer er sprake is van wanbeleid van de rechtspersoon dit geen oordeel inhoudt over de persoonlijke verwijtbaarheid van de bestuurders. Op een onderdeel wordt de beschikking van het hof o.g.v. motiveringsklachten gecasseerd. In de uitvoerige noot wordt ingegaan op de wetsgeschiedenis van de enquêteregeling. Daarna wordt de enquêteprocedure besproken waarbij de tweefasenstructuur wordt onderscheiden. Daarna komt de ontvankelijkheid van de oud-bestuurders van de failliete NV in de cassatieprocedure behandeld. Raaijmakers behandelt vervolgens het onderscheid van wanbeleid van de rechtspersoon en de aansprakelijkheid van de bestuurders. Deze loopt niet zonder meer parallel. Als laatste komt het openbaar belang bij faillissement aan de orde en wordt er afgesloten met aanbevolen literatuur. In de tweede annotatie komt met name het begrip 'wanbeleid van de rechtspersoon' diepgaand aan de orde waarbij met name van belang is dat een enquêteprocedure ook gestart kan worden bij faillissement van de vennootschap waarbij er dan geen voorzieningen worden getroffen. Daarbij worden in de opvolgende paragrafen behandelt: de wijze waarop de HR in het concrete arrest het wanbeleid beoordeelt en de verschillende voorbeelden waaruit wanbeleid kan bestaan, bijvoorbeeld in strijd handelen met wettelijke voorschriften, statuten of beleidsvoorschriften binnen de vennootschap.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1990
AA19900858

De rechtseconomische analyse van het verbintenissenrecht

C.E. du Perron

Het uitgangspunt van dit artikel is dat rechtseconomische analyse kan bijdragen aan een beter begrip van het recht. Doch de beperkingen van de rechtseconomische methode moeten goed in het oog worden gehouden. Dit geldt des te meer, nu rechtseconomen er soms van uitgaan dat met hun instrumenten en begrippen het recht geheel kan worden verklaard. In de normatieve rechtseconomische benadering moet het recht daarbij aan de uitkomsten van de analyse worden aangepast. In dit artikel wordt de rechtseconomische methode geschetst aan de hand van de driedeling van de bronnen van verbintenissen in overeenkomst (paragraaf 2), onrechtmatige daad (paragraaf 3) en rechtmatige daad (paragraaf 4). De nadruk ligt daarbij op het contractenrecht. In de aan dit rechtsgebied gewijde paragraaf 2 wordt na een algemene inleiding ingegaan op het beginsel van de partijautonomie en op het recht op wanprestatie. Vervolgens wordt in paragraaf 5 aandacht besteed aan de inzichten die rechtseconomische analyse kan bieden bij het vraagstuk van de derdenwerking van overeenkomsten. Paragraaf 6 bevat een slotbeschouwing.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900770

Economische analyse van de Nederlandse aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad

E. van Schilfgaarde

In dit artikel wordt de Nederlandse aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad besproken in het licht van de economische analyse zoals die de afgelopen dertig jaar vooral in de Verenigde Staten is ontwikkeld. Centraal staat de grondslag voor aansprakelijkheid uit eigen onrechtmatige daad, in het bijzonder het ongevallenrecht. In de eerste paragraaf wordt een korte uitleg gegeven van het economische model voor aansprakelijkheidsrecht; in de tweede paragraaf wordt de Nederlandse zorgvuldigheidsnorm getoetst aan het economische model; in de derde paragraaf wordt de rol van het toerekeningsvereiste in het Nederlandse onrechtmatige daadrecht besproken en in de vierde paragraaf wordt de economische analyse toegepast op de toerekenbare onrechtmatige daad.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900750

Economische analyse van het consumentenrecht

R. Van den Bergh

Het consumentenrecht wordt vaak beschreven als een geheel van rechtsregels dat de positie van de 'zwakke' consumenten tegenover de 'sterke' verkopers moet verstevigen. Deze zienswijze is geen geschikt uitgangspunt voor een consumentenbeleid. Als er een machtsonevenwicht bestaat, moeten de oorzaken daarvan worden verduidelijkt. De economische analyse kan daarbij helpen; ze kan tevens aangeven of de vooropgestelde doelstellingen van 'consumentenbescherming' door (een bepaald type van) regelgeving kunnen worden gerealiseerd.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900787