Burgerlijk recht

Over de erfelijkheid van bezit, goede en kwade trouw

Kan de bona fide erfgenaam van de mala fide erflater een verkrijgende verjaring beginnen?

J.E. Jansen

Post thumbnail

Wat gebeurt er als een bona fide erfgenaam een goed verkrijgt van een mala fide erflater? Naar het voorbeeld van het Romeinse en Franse recht bepaalt ons burgerlijk wetboek dat de kennis en wetenschap van de erfgenaam niet ter zake doen: hij volgt op in het mala fide bezit van de erflater en begint dus geen verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW. Naar Duits recht is de erfgenaam beter af: bij bona fide verkrijging van het bezit door erfopvolging begint hij verkrijgend te verjaren. Aan de hand van een rechtshistorische en rechtvergelijkende analyse wordt in dit artikel onderzocht of de Nederlandse wetgever dit Duitse voorbeeld zou moeten volgen.

Overig | Rode draad | Historische wortels van het recht
juni 2013
AA20130501

Over de grens tussen religie en wet: het Indonesische huwelijksrecht

A.W. Bedner

Controle over huwelijken is van oudsher een onderwerp van strijd tussen staat en kerk geweest. In West Europa is deze kwestie inmiddels overal beslist ten gunste van de staat, maar in veel landen wordt nog steeds gehuwd op religieuze of gewoonterechtelijke basis. Vaak resulteert dit in een zwakke positie voor de getrouwde vrouw. Hoewel in Indonesi beslist niet alle problemen zijn opgelost vinden we hier toch een redelijk werkend compromis. Religie vormt nog steeds de basis voor het huwelijk, maar de staat is er wel in geslaagd de afgelopen dertig jaar meer gelijkheid tussen de huwelijkspartners te bewerkstelligen. Deze bijdrage poogt duidelijk te maken hoe dit proces is verlopen, met welke problemen het Indonesische huwelijksrecht nog te kampen heeft, en hoe de staat hiermee omgaat.

Overig | Rode draad | Over de grens
september 2007
AA20070653

Over de invloed van het Zwitserse zakenrecht op het Ontwerp Meijers en Boek 5 BW

Een eerbetoon aan het honderdjarige Zwitserse Burgerlijk Wetboek

J.E. Jansen

Post thumbnail Op 1 januari 1912 trad hetZivilgesetzbuch für die Schweiz (ZGB) in werking. Als een van de laatste landen op het Europese continent kreeg Zwitserland op die dag een landelijke codificatie die het gehele privaatrecht beslaat. Tot die tijd hadden de soevereine kantons, waaruit Zwitserland nog steeds bestaat, een landelijke codificatie tegengehouden. Als gevolg van allerlei kantonale codificaties was een ‘abscheulicher, grauenerregender Gesetzeswirrwarr’ ontstaan. Zwitserland kende aan het einde van de 19e eeuw ongeveer vijfentwintig codificaties. Het ZGB maakte aan deze toestand een einde. Om het Zwitserse eeuwfeest luister bij te zetten, staat Jelle Jansen in deze bijdrage stil bij Zwitserse invloeden op het zakenrecht in het Ontwerp Meijers en het Nederlandse Burgerlijk Wetboek van 1992.

Opinie | Opiniërend artikel
december 2012
AA20120924

UCERF 16 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Over de menselijke maat, ook in het familierecht

W.M. Schrama

Zaken uit het familierechtelijke verleden waar de overheid of overheidsinstanties een rol in gespeeld hebben, duiken steeds vaker op en roepen de vraag op wat de overheid nu moet doen voor handelen van toen. Dat zijn, gezien de langdurende trajecten voor de overheid, lastige vragen. Om erkenning, excuses en genoegdoening van het leed te krijgen […]

Over de nieuwe zwakheden van de consument en wat eraan te doen

A. Vandenberghe

In dit artikel wordt in gegaan op de het consumentenrecht vanuit economisch perspectief. De voor- en nadelen van de vrije markt alsmede de contractsvrijheid komen aan de orde. Ook komt de 'homo economicus' aan de orde. Vervolgens wordt behandeld of het wenselijk is dat er wordt ingegrepen om consumenten te beschermen.

Verdieping | Studentartikel
juni 2009
AA20090389

Over de totstandkoming van de koopovereenkomst in een zelfbedieningswinkel

J.E. Jansen

Sluit je een (voorwaardelijke) koop als je een krat bier in de winkelwagen legt? De wetgever gaat daarvan uit. Deze opvatting is onhoudbaar. Omdat de klant het product nog terug mag en kan leggen, is uit zijn handelen niet af te leiden dat hij wil kopen (wilsvertrouwensleer). De koop ontstaat pas aan de kassa, op het ogenblik dat de klant betaalt.

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2015
AA20150031

Over de verhouding tussen civielrechtelijke en strafrechtelijke verjaring en over diskrepantie tussen burgerrechtelijke verjaringstermijnen onderling – twee arresten van het belgisch grondwettelijk hof

M.E. Storme

Arbitragehof 21 maart 1995 Arbitragehof 15 mei 1996 In deze noot wordt ingegaan op twee uitspraken van de hoogste Belgische rechter inzake de ongrondwettelijkheid van verjaringstermijnen in onderscheidenlijk een strafzaak en civiele zaak. In de noot worden achtergronden geschetst en de problemen rondom veranderende verjaringstermijnen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 1996
AA19960650

Over generale en bijzondere zekerheidsrechten

W.J. Zwalve

Een uiteenzetting van de Romeinse zekerheidsrechten aan de hand van een vraagstuk van de bekende Romeinse jurist Papinianus.

Overig | Rode draad | Digesten
januari 2006
AA20060018

Over haken en (be)ogen

L. van Wifferen, E. de Zwaan

In dit redactionele artikel wordt ingegaan op de opzetclause die is opgenomen in vele verzekeringsclausules die veel voorkomen in verzekeringsovereenkomsten die door de Hoge Raad in het belang van het slachtoffer wordt uitgelegd

Opinie | Redactioneel
januari 2000
AA20000003

Over het behoud van het spoedeisende karakter van het kort geding in hoger beroep

M.E. Bruning

Het kort geding voorziet in een grote maatschappelijke behoefte aan snel-rechtspraak in zaken met een spoedeisend karakter. Wanneer tegen het in eerste aanleg met voortvarendheid uitgesproken vonnis hoger beroep wordt aangetekend, volgt in de praktijk veelal een meer of minder tijdrovende rechtsgang die weinig verschilt van de gewone bodemprocedure. Aangetoond zal worden dat deze gang van zaken onverenigbaar is met de aard van het kort geding. Voorts zal een voorstel worden geformuleerd om te bereiken dat het hoger beroep in kort geding eveneens vlot wordt afgedaan.

Verdieping | Studentartikel
februari 1996
AA19960094

Over het moment waarop een echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde gaat

G.W. Breuker

Een echtscheiding komt pas tot stand wanneer het vonnis waarbij de echtscheiding is uitgesproken, binnen zes maanden nadat het in kracht van gewijsde is gegaan, is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand. In de praktijk blijkt dat er onzekerheid bestaat omtrent het moment waarop een echtscheidingsvonnis in kracht van gewijsde gaat. Voor een belangrijk deel wordt dit aan een wetswijziging in 1971 toegeschreven. Onderzocht wordt of die onzekerheid wel gerechtvaardigd is. Uit een analyse van twintig jaar procesrechtelijk zoeken en tasten blijkt dat dit voor het grootste gedeelte niet het geval is. Alleen in één bepaald, specifiek geval kan er onzekerheid bestaan.

Verdieping | Studentartikel
juni 1991
AA19910459

UCERF 12 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Over het nieuwe relatievermogensrechtelijke basisstelsel, averij, spoken, gemiste en nieuwe kansen

F.W.J.M. Schols

Wat kunnen wij verwachten ten aanzien van het nieuwe huwelijksvermogensrecht?