Internationaal Privaatrecht: hierziening van een testamentair beding
Hoge Raad 16 maart 1990, nr. 7703, ECLI:NL:HR:1990:AD1057, RvdW 1990, 97, NJ 1991,575 m.nt. J.C. Schultsz (Bredius)
In dit arrest van de Hoge Raad en de bijbehorende noot komt aan de orde in hoeverre een bij legaat gegeven verplichting door nationale (openbare) belangen doorkruist kan worden. In de noot komt aan de orde op grond van welke regelgeving dit mogelijk zou zijn. Verder gaat de annotator in op de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in deze zaak. De zaak was immers nauw verbonden met Monaco. Vervolgens behandelt de annotator het toepasselijke recht waarbij deze het uitgangspunt volgens ongeschreven Nederlands IPR bespreekt dat bij erfrechtelijke kwesties in beginsel het nationale recht van de erflater van toepassing is (nationaliteitsbeginsel) en bespreekt daarbij mogelijke uitzonderingen en de uitkomst in geval het Haags Erfrechtverdrag zou zijn toegepast. Daarna gaat de annotator in op de mogelijkheid om het nationale recht van de erflater te doorkruisen o.g.v. een voorrangsregel die de Hoge Raad uit de Museumwet destilleert. De Boer gaat daarbij met name in op de werking van voorrangsregels en geeft daarvan verschillende voorbeelden van toepassingen en geeft een bruikbare definitie.
Verschijningsvorm: Maandbladartikel (download pdf)
Auteur(s): Th.M. de Boer
Verschijning: september 1990
Archiefcode: AA19900556
Hoge Raad 16-03-1990 (ECLI:NL:HR:1990:AD1057) zaaknummer: 7703
buitenlands legaat doorkruising herziening testament Museumwet nationale belangen openbare belangen rechtsmacht toepasselijk recht verwijzingsregels voorrangsregels
Burgerlijk recht ErfrechtInternationaal Europees en buitenlands recht Internationaal en Europees privaatrecht
U heeft geen toegang tot de download(s) van dit product.
Login of bekijk onze abonnementen