Resultaat 1–12 van de 16 resultaten wordt getoond

Beantwoording rechtsvraag (214) bestuursprocesrecht

J.J. Wiarda

Beantwoording van een rechtsvraag op het gebied van het (ruimtelijk bestuursrecht) waarbij verschillende wetten, bezwaar, beroep, overgangsrecht en de bevoegdheid van de rechter.

Perspectief | Rechtsvraag
september 1992
AA19920528

De bocht van de Herengracht

Rechtsvraag (338) internationaal privaatrecht/goederenrecht

S. van Dongen, H.L.E. Verhagen

Rechtsvraag op het gebied van het internationaal privaatrecht en het goederenrecht waarbij een realistische casus wordt behandeld. Aan de orde komen de totstandkoming van het zekerheidsrecht en het toepasselijk recht daarop en de verplaatsing van zaken voor het toepasselijke recht op zekerheidsrechten.

Perspectief | Rechtsvraag
oktober 2009
AA20090691

Een kameleon in de Kongo

Gecombineerd vervoer van zaken volgens Boek 8 BW

A. van Beelen

Artikel in het bijzonder deel van het bijzonder nummer 'Vervoersrecht' waarin het gecombineerd vervoer van zaken wordt besproken. In zo een geval wordt er door een opdrachtgever een overeenkomst gesloten met een vervoerder voor goederenvervoer waarbij meerdere vervoerstechnieken aan de orde komen. In het artikel komt aan de orde hoe zo een overeenkomst werkt en wie er bij betrokken kunnen zijn.

Bijzonder nummer | Vervoersrecht
mei 1993
AA19930367

Heiko Koelzsch tegen Groothertogdom Luxemburg

A.A.H. van Hoek

Hof van Justitie Europese Unie (HvJ EU) (Grote kamer) 15 maart 2011, zaak C-29/10, ECLI:EU:C:2011:151 (Heiko Koelzsch/Groothertogdom Luxemburg) In dit arrest krijgt het Hof van Justitie EU voor het eerst de gelegenheid om artikel 6 lid 2 EVO uit te leggen. Deze bepaling, die inmiddels is vervangen door het grotendeels gelijkluidende artikel 8 lid 2 t/m 4 van de Rome I Verordening, heeft betrekking op het toepasselijke recht op internationale arbeidsovereenkomsten. Het recht dat van toepassing is in afwezigheid van een rechtskeuze door partijen (het objectief toepasselijke recht) moet volgens het Hof worden gevonden door te onderzoeken of er een land is aan te wijzen waar of van waaruit de werknemer de bedongen arbeid daadwerkelijk verricht. Het Hof bepaalt in dit arrest dat deze hoofdregel ook van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van chauffeurs in het internationale wegtransport en geeft vervolgens een indicatie met welke factoren de rechter in dat geval rekening moet houden. Op het eerste gezicht biedt deze uitspraak weinig nieuws: Het Hof van Justitie trekt slechts de lijn door die was ontwikkeld in de rechtspraak ten aanzien van de bevoegdheid in arbeidszaken. Nadere analyse leert echter dat de uitspraak verstrekkende gevolgen kan hebben voor de bescherming van werknemers in het internationale transport.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2011
AA20110650

Het Europees economisch samenwerkingsverband

P. Roos

Met het van kracht worden van een Verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen wordt — voor het eerst in de geschiedenis van de Europese Gemeenschappen — een supranationale, Europees rechtelijke rechtsvorm gecreëerd waarin ondernemingen kunnen samenwerken. Ter uitvoering van de Verordening is op 27 juli 1988 een voorstel van wet aan de Tweede Kamer aangeboden. In het onderstaande artikel zullen aan de orde komen de voorgeschiedenis en de achtergrond van het EESV, de inhoud van de Verordening alsmede het Nederlandse uitvoeringswetsvoorstel.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
februari 1989
AA19890132

Internationaal Privaatrecht: hierziening van een testamentair beding

Th.M. de Boer

Hoge Raad 16 maart 1990, nr. 7703, ECLI:NL:HR:1990:AD1057, RvdW 1990, 97, NJ 1991,575 m.nt. J.C. Schultsz (Bredius) In dit arrest van de Hoge Raad en de bijbehorende noot komt aan de orde in hoeverre een bij legaat gegeven verplichting door nationale (openbare) belangen doorkruist kan worden. In de noot komt aan de orde op grond van welke regelgeving dit mogelijk zou zijn. Verder gaat de annotator in op de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in deze zaak. De zaak was immers nauw verbonden met Monaco. Vervolgens behandelt de annotator het toepasselijke recht waarbij deze het uitgangspunt volgens ongeschreven Nederlands IPR bespreekt dat bij erfrechtelijke kwesties in beginsel het nationale recht van de erflater van toepassing is (nationaliteitsbeginsel) en bespreekt daarbij mogelijke uitzonderingen en de uitkomst in geval het Haags Erfrechtverdrag zou zijn toegepast. Daarna gaat de annotator in op de mogelijkheid om het nationale recht van de erflater te doorkruisen o.g.v. een voorrangsregel die de Hoge Raad uit de Museumwet destilleert. De Boer gaat daarbij met name in op de werking van voorrangsregels en geeft daarvan verschillende voorbeelden van toepassingen en geeft een bruikbare definitie.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1990
AA19900556

Internationaal privaatrecht: terug naar Chelouche?

Th.M. de Boer

Hoge Raad 7 april 1989, nr. 13468, RvdW 1989, 101, ECLI:NL:HR:1989:AB9743 (Sabah) In deze uitspraak erkent de Hoge Raad de terugwerkende kracht van internationaal privaatrechtelijke regel van huwelijksgoederenrecht uit het Chelouche v. Van Leer-arrest. In dit arrest meent de Hoge Raad echter dat daarop een uitzondering moet bestaan indien partijen op goede gronden hebben aangenomen dat andere verwijzingsregels, met een ander verwijzingsresultaat met daarbij een andere huwelijksgoederenregime van toepassing is. In dat geval geldt de Chelouche v. Van Leer-arrest. In de noot wordt op het ingewikkelde internationale huwelijksgoederenrecht in gegaan waarbij de geschiedenis van de verschillende regels en de overgangsperikelen duidelijk aan bod komt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1989
AA19890788

Internationale echtscheiding: het kennelijk ontbreken van een maatschappelijke band

Th.M. de Boer

Hof Arnhem 28 februari 1989, ECLI:NL:GHARN:1989:AD0660, NJ 1990, 15 In deze uitspraak van gerechtshof Arnhem komt aan de orde in hoeverre een werkelijke maatschappelijke band met een bepaald land bestaat waardoor het recht van dit land van toepassing is op echtscheiding. In de onderhavige zaak concludeert het hof dat de band met het verlaten land ontbreekt en dat daarmee Nederlands recht op de echtscheiding van toepassing is. De uitspraak is als het ware een aanleiding voor de annotator om in te gaan op de norm 'maatschappelijke band' uit art. 1 lid 2 WCE.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1991
AA19910252

juni 1988

Katern 27: Internationaal privaatrecht

D. Kokkini-Iatridou

september 1990

Katern 36: Internationaal privaatrecht

D. Kokkini-Iatridou

maart 1992

Katern 42: Internationaal privaatrecht

D. Kokkini-Iatridou

maart 1994

Katern 50: Internationaal privaatrecht

D. Kokkini-Iatridou

Resultaat 1–12 van de 16 resultaten wordt getoond