De waardering van het ondernemingsvermogen bij de start van de onderneming
Hoge Raad 21 november 1990, nr. 26.197, ECLI:NL:HR:1990:ZC4447
Uitspraak van de Hoge Raad over de commerciële activiteiten van een stichting waarbij de Hoge Raad ten aanzien van de waardering voor de vennootschapsbelasting de volgende regel voorschrijft: Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat een stichting die een onderneming gaat drijven en als gevolg daarvan belastingplichtig wordt voor de vennootschapsbelasting, de op dat moment aanwezige goodwill niet in de openingsbalans kan activeren en de bij het einde van de onderneming aanwezige goodwill evenmin in de eindbalans behoeft op te nemen.
U heeft geen toegang tot de download(s) van dit product.
Login of bekijk onze abonnementen