faillissement

Resultaat 61–67 van de 67 resultaten wordt getoond

Van Gorp q.q./Rabobank Breda

A.I.M. van Mierlo

Hoge Raad 23 april 1999, nr. 16782, C97/261, ECLI:NL:HR:1999:ZC2940, RvdW 1999, 73C (Van Gorp q.q./Rabobank Breda) Dit arrest behandeld de vraag of, in geval van een faillissement, de bank zich kan beroepen op verrekening wanneer aan de bank stil verpandde goederen worden verkocht, met instemming van de bank, door de pandgever. De Hoge Raad komt tot een ontkennende beantwoording.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2000
AA20000055

Verrekening in het zicht van surseance en faillissement en goede trouw

R.M. Wibier

Hoge Raad 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1135 (ING/Van den Bergh q.q.)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2023
AA20230772

Verrekening rond de faillissements­datum, verpande voorraden en een opheffingsuitverkoop

R.M. Wibier

Hoge Raad 14 februari 2014, nr. 12/04132, ECLI:​NL:​HR:​2014:​319 (Feenstra q.q./ING)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2015
AA20150296

Voorkomen en aantasten van zekerheidsverschaffing op basis van artikel 20 Algemene Bankvoorwaarden

J.L.M. Groenewegen

Bancaire kredietverlening gaat in de praktijk gepaard met zekerheidsverschaffing, waarbij de Algemene Bankvoorwaarden (verder: ABV) een belangrijke rol spelen. In dit verband rijst de vraag naar de consequenties hiervan voor de overige crediteuren van de desbetreffende kredietnemer. In dit artikel zullen enkele aspecten van zekerheidsverschaffing aan banken worden besproken, mede tegen de achtergrond van twee belangrijke arresten van de Hoge Raad over deze materie. De nadruk zal in het bijzonder liggen op de aantasting van verschafte zekerheden door middel van de Actio Pauliana ex artikel 42 en 47 Fw. De gebruikelijke restrictieve interpretatie van laatstgenoemd artikel wijst de auteur van de hand, waartegenover hij een alternatief stelt dat voortbouwt op de door de Hoge Raad uitgezette lijnen. In dit artikel zal allereerst worden ingegaan op de vraag onder welke omstandigheden de zekerheidsverlangens van een bank (nog) gerechtvaardigd zijn en in hoeverre de debiteur/ kredietnemer door middel van een kort geding zekerheidsverschaffing kan voorkomen, zonder onmiddellijke stopzetting van de kredietverlening te riskeren. Vervolgens komen de aantasting van reeds verstrekte zekerheden en de verweermogelijkheden van de bank hiertegen aan de orde. In tegenstelling tot de gewone crediteur buiten faillissement beschikt de faillissementscurator nog over een extra aantastingsmogelijkheid in artikel 47 Fw. Omdat zal blijken dat de 'normale' Actio Pauliana slechts in enkele uitzonderingsgevallen tot zekerheidsaantasting kan leiden, komt aan artikel 47 Fw een bijzondere betekenis toe, welke een uitgebreide bespreking rechtvaardigt.

Verdieping | Studentartikel
februari 1989
AA19890095

Wijziging van de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade

W.J. Brants

Op 1 juli 2013 is een aantal belangrijke wijzigingen van de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM) in werking getreden. Deze wet biedt de mogelijkheid om een overeenkomst die voorziet in de afwikkeling van een groot aantal gelijksoortige vorderingen tot schadevergoeding – een massaschade – en die is gesloten tussen een organisatie die de belangen van de gedupeerden behartigt en de aansprakelijke partij of partijen, door de rechter verbindend te laten verklaren voor de gehele groep van gedupeerden. In deze bijdrage worden de belangrijkste wijzigingen besproken.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
december 2013
AA20130955

Wijzigingen schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in de Faillissementswet

L.A.R. Siemerink

Leonie Siemerink bespreekt in deze wetgevingsbijdrage de achtergrond, parlementaire behandeling, wijzigingen en het overgangsrecht van de Wet tot wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de Wsnp.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
september 2023
AA20230669

Zeggenschap van schuldeisers en andere belanghebbenden in faillissement: fundament en bouwwerk

H.J. de Kloe

Bij de vervulling van zijn taak moet de curator zich richten naar het belang van de schuldeisers, maar de curator moet ook rekening houden met belangen van andere bij het faillissement betrokkenen. Schuldeisers moeten daarom in staat zijn hun belangen tegenover de curator te behartigen, maar geen doorslaggevende zeggenschap hebben. Andere belanghebbenden moeten tijdens faillissement ook de mogelijkheid hebben voor hun belangen op te komen. In dit artikel wordt een theoretisch fundament geschetst waaraan zeggenschap van schuldeisers en andere belanghebbenden in faillissement moet voldoen. De conclusie van de auteur is dat het faillissementsbouwwerk op veel punten niet aansluit op het geschetste fundament. Schuldeisers hebben weinig mogelijkheden om tijdig invloed uit te oefenen op de afwikkeling van het faillissement. Voor andere belanghebbenden zijn de mogelijkheden nog beperkter. Daarom worden verschillende aanbevelingen gedaan voor verbouwingswerkzaamheden.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
juni 2024
AA20240598

Resultaat 61–67 van de 67 resultaten wordt getoond