Maandbladartikel

Het Kroonberoep en art. 6, lid 1 van het Europese Verdrag

L. Mulder

Artikel 6 ECRM bevat het recht op een oordeel van een onafhankelijke rechter in een gewaarborgde procedure met betrekking tot de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen. Een administratiefrechtelijke beschikking waarover de Kroon in beroep als laatste instantie oordeelt, kan soms bepalend zijn voor burgerlijke rechten. In de Benthem-zaak was de Europese Commissie verdeeld over de vraag of artikel 6 i.e. toepasselijk is en zo ja of het Kroonberoep voldoet aan de normen.

maart 1985
AA19850128

Het laatste avondmaal: Ronald Dworkin (1931-2013)

C.W. Maris

Post thumbnail Op 14 februari 2013 overleed Ronald Dworkin, de invloedrijkste rechtsfilosoof van de afgelopen decennia. Cees Maris schrijft in deze bijdrage over de opvattingen van Dworkin, het Juiste Antwoord, morele waarheid, zijn publicaties en deelname aan publieke discussies, maar ook over de kritiek die Dworkin opriep.

Perspectief | Ars Longa Vita Brevis
oktober 2013
AA20130786

Het laatste woord over benoemingen van leden van de Hoge Raad bij de Tweede Kamer?

Ch.Y.M. Moons

In de zomer van 1979 heeft de vaste commissie van justitie van de Tweede Kamer de Hoge Raad verzocht de achtergronden te verschaffen van de kandidaten die de Hoge Raad aanbeveelt voor de vervulling van een vacature hij haar college. Dit opdat de Tweede Kamer in het vervolgt met die achtergronden rekening kan houden bij het opstellen van haar voordracht aan de Koning, aldus Roethof. Onder achtergronden moet worden verstaan de politieke godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging en de maatschappelijke afkomst van de kandidaats-raadsheer (Roethof). Twee vragen dringen zich op. Moet met de achtergronden van rechters bij de benoeming rekening worden gehouden? En mocht dat zo zijn, is de Tweede Kamer geschikt om, gegeven het feit dat men met achtergronden rekening houdt, rechters te benoemen?

februari 1980
AA19800076

Het laatste woord over de hoogste rechter: zelfdiscipline gepast

G.J.A. Geertjes, J.J. Wolfhagen

De persoon van individuele rechters in Nederland heeft de laatste jaren nauwelijks belangstelling gewekt. De benoeming van nieuwe raadsheren in de Hoge Raad doet over het algemeen weinig stof opwaaien. In dit opzicht was de voordracht van Ybo Buruma een uitzondering. De PVV verweet Buruma ‘te politiek’ te zijn, onder meer omdat hij in een redactioneel commentaar van het NJB een pleidooi van Wilders voor een Koranverbod een ‘echo’ van de Italiaanse dictator Mussolini had genoemd. Wat men ook van de manier van optreden van de PVV mag vinden, dat er aandacht gevraagd wordt voor de benoeming van een nieuw lid van ons hoogste rechtscollege is begrijpelijk en kan bijdragen aan meer openheid over het benoemingsproces. Er moet echter wel worden gewaakt voor een hevige politisering van dit proces.

Opinie | Opiniërend artikel
mei 2011
AA20110333

Het Land Aruba/Boeije

A.I.M. van Mierlo

Hoge Raad 26 mei 2000, nr. R98/151HR, ECLI:NL:HR:2000:AA5960, RvdW 2000, 137C (Het Land Aruba/Boeije) In deze noot bij het arrest wordt ingegaan op verschillende zaken die spelen rondom (de opheffing van) het executoriaal of conservatoir beslag.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2001
AA20010107

Het leerstuk van de horizontale directe werking van Unie­grondrechten op de voet gevolgd

M. de Mol

Post thumbnail De grondrechten van de Europese Unie kunnen rechtstreeks van toepassing zijn in verhoudingen tussen particulieren en zelfs verplichtingen voor particulieren met zich brengen. De rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over het leerstuk van de horizontale directe werking is volop in ontwikkeling. Dit artikel analyseert de actuele stand van zaken.

Verdieping | Verdiepend artikel
mei 2019
AA20190371

Het leerstuk van de openbare-orde-exceptie: de Rubik’s cube van het internationaal privaatrecht?

Iraanse huwelijkse voorwaarden langs de lat van de Nederlandse openbare orde

A.A.H. van Hoek, A.E. Oderkerk

Hoge Raad 19 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1721 (Iraanse huwelijkse voorwaarden)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juni 2023
AA20230455

Het legaliteitsbeginsel als hoeksteen van het staats- en bestuursrecht

F.J. van Ommeren

Overig | Rode draad | Canon van het Recht
september 2010
AA20100645

Het legaliteitsbeginsel in het strafrecht

F.G.H. Kristen

Overig | Rode draad | Canon van het Recht
september 2010
AA20100641

Het legaliteitsbeginsel in Straatburgs perspectief

J. de Hullu

Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 22 november 1995, Application no. 20190/92, ECLI:CE:ECHR:1995:1122JUD002019092 (C.R. v. the United Kingdom) Het Europese Hof benadrukt het prominente belang van het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. Strafbaar gedrag moet duidelijk in het recht zijn omschreven, en dat recht moet aan diverse kwalitatieve vereisten zoals toegankelijkheid en voorzienbaarheid voldoen. Extensieve interpretatie is problematisch. Dit alles neemt echter niet weg dat het wel mogelijk en in het licht van het legaliteitsbeginsel toelaatbaar is om regelgeving over strafrechtelijke aansprakelijkheid door interpretatie geleidelijk te verhelderen en aan gewijzigde om¬standigheden aan te passen, wanneer die ontwikkeling tenminste overeenstemt met de essentie van het delict en redelijkerwijs te voorzien was.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juli 1996
AA19960508

Het lek van Nootdorp, beschouwingen over het verschoningsrecht van journalisten

P.J.R. Habraken

Mag een journalist zich ter bescherming van zijn bronnen verschonen van het afleggen van getuigenis in rechte? In dit artikel wordt naar aanleiding van de geruchtmakende 'Nootdorp-affaire' het geldende recht met betrekking tot het journalistieke verschoningsrecht onderzocht. Hierbij komt aan de orde de vraag, of artikel 10 ECRM — eventueel in verband met artikel 19 BuPo-verdrag — de journalist in dat opzicht wellicht nieuwe mogelijkheden biedt.

Verdieping | Studentartikel
oktober 1989
AA19890825

Het leven is vaak sterker dan de leer!

Interview met prof.dr. G.P. Hoefnagels

E. Baken, A. Snijder-Lobik

Peter Hoefnagels werd in 1927 in Bilthoven geboren. Hij studeerde Indisch recht en psychologie in Utrecht. Gedurende zijn militaire diensttijd was hij werkzaam als griffier en als plaatsvervangend officier-commissaris bij de Krijgsraad, waar hij werd geïnspireerd tot het schrijven van een van zijn bekendste boeken: 'Rituelen ter terechtzitting'. In 1957 promoveerde hij op de dissertatie 'De Rapportage in het kinderrecht'. Vervolgens werkte hij onder meer bij de Raad voor de Kinderbescherming en aan een sociale academie. Daarna was hij fellow aan de Universiteit van Californië in 'The Center for Law and Society'. Sinds 1965 in Hoefnagels werkzaam als hoogleraar Criminologie en Kinderrecht aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Daarnaast houdt hij zich bezig met bemiddeling op het gebied van echtscheiding. Tevens is hij lid van de Eerste Kamer (D'66). In dit interview wordt onder meer aandacht besteed aan de ideeën van prof.dr. G.P. Hoefnagels over echtscheidingsbemiddeling, omgangsrecht en de toekomst van het echtscheidingsrecht. Hij pleit tevens voor een 'doe-het-zelf-scheiding' en een zogenaamde gehuwdenverzekering, die na scheiding verzekert van een uitkering. Ten slotte komt zijn kritiek op de Raad voor de Kinderbescherming ter sprake.

Verdieping | Interview
november 1990
AA19900811