‘Het is niet dit, maar dat.’ De uitspraak van de rechter.

Juristen zijn dol op ‘het is niet dit, maar dat’-lijstjes met ‘veel gemaakte taalfouten’. Die lijstjes bieden immers rechtszekerheid en rust voor mensen met taalfobieën en sociale angsten. Vaak zijn die lijstjes gebaseerd op spellings- en grammaticaregels en die regels gelden bij of krachtens de wet. Maar soms poneert men ook regels, over taalgebruik en stijl bijvoorbeeld, zonder rechtsbron of ratio. Dan zijn die regels arbitrair en behoren ze tot de treurige rijtjes ‘gebakje-taartje’, ‘koelkast-ijskast’, ‘aangeven-te kennen geven’, ‘Leiden-Leije’ enzovoorts.

Wij bespraken deze problematiek naar aanleiding van een ‘het is niet dit, maar dat’ van André Nuytinck in een artikel in Ars Aequi.1 Nuytinck betoogt daarin het volgende:

“Het is niet ‘De Hoge Raad bepaalt dat […]’, maar ‘De Hoge Raad beslist dat […]’, ook al komt u in het dictum van uitspraken vaak tegen ‘Bepaalt dat […]’. Binnen de uitspraak zelf is dit laatste geen probleem, omdat de rechter hier zelf aan het woord is, maar als u in een schriftelijke opdracht of (mini)scriptie schrijft dat een rechter iets bepaalt, miskent u dat de wetgever in de wet iets in abstracto bepaalt en dat de rechter in de uitspraak iets in concreto beslist (denk aan de trias politica en zie aldus ook art. 12 Wet AB).”

Deze ‘het is niet dit, maar dat’ roept enkele vragen op. Nuytinck betoogt dat er een betekenisverschil is tussen ‘bepalen’ en ‘beslissen’. Volgens hem betekent ‘bepalen’ het vaststellen van een algemene regel en ‘beslissen’ de toepassing van een regel in het concrete geval. In het licht van de trias een begrijpelijk onderscheid, maar het is de vraag of het helemaal aansluit bij het normale spraakgebruik.

Dat blijkt al uit het feit dat de rechter zelf vaak in de uiteindelijke beslissing de formulering ‘bepaalt dat’ gebruikt om aan te geven wat wordt beslist in het concrete geval. Volgens Nuytinck mag de rechter dit wel maar de gewone taalgebruiker niet. Rechter Jupiter zegt dus ‘ik bepaal dat’, maar wij mogen niet zeggen ‘rechter Jupiter heeft bepaald dat’. Op welke regel is dit gebaseerd? Belangrijker: waarom gebruikt een rechter zowel ‘beslissen’ en ‘bepalen’ om een beslissing in concreto aan te duiden? Het antwoord ligt voor de hand: omdat het volgens het gewone taalgebruik kan. Een korte blik op bronnen met betekenisomschrijvingen en synoniemen van ‘beslissen’ en ‘bepalen’ maakt dit duidelijk. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal bijvoorbeeld geeft o.a. de volgende betekenis van ‘bepalen’: ‘iets vaststellen bij besluit’.2 Dit is precies wat er gebeurt als de Hoge Raad ‘bepaalt dat de huurovereenkomst eindigt op 1 januari 2012’.

Maar er is meer. Ook al zouden we aannemen dat met ‘bepalen’ het vaststellen van een regel wordt uitgedrukt, dan blijft het wonderlijk om de formulering ‘de Hoge Raad bepaalt dat’ te verbieden. Waarom? Het antwoord volgt uit het trias-perspectief dat Nuytinck noemt. Want niet alleen de wetgever stelt algemene regels op, dat doet de rechter ook. Dat noemen we rechterlijke rechtsvorming: door interpretatie, aanvulling en zelfs correctie van de wet formuleert de rechter nieuwe regels. Zo bepaalde de Hoge Raad dat elektriciteit een goed is, dat overeenkomsten niet alleen naar de taalkundige betekenis moeten worden geïnterpreteerd en dat het handelen in strijd ‘met de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijke verkeer betaamt’ een onrechtmatige daad is enzovoorts. In al die gevallen bepaalde de rechter iets algemeens, hoewel het soms gehuld wordt ‘in het kleed der uitlegging’ (Taveerne bij het Elektriciteitsarrest). Met enige overdrijving zou je kunnen stellen dat de uitspraken van de Hoge Raad die juristen bestuderen en waar studenten stukken over schrijven altijd uitspraken zijn waarin de Hoge Raad een regel formuleert, d.w.z. iets in abstracto bepaalt. Want uitspraken die geen ‘rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling’ (art. 81 RO) beantwoorden, zijn nu eenmaal minder interessant.

De problematiek van deze ‘het is niet dit, maar dat’ deed ons denken aan de discussie over de vraag of de uitspraak van de rechter een bewerende of een verklarende taalhandeling is. Als de rechter zegt ‘X heeft een onrechtmatige daad gepleegd’, beweert de rechter dit dan of verklaart de rechter het? Bij een bewering kun je zeggen ‘dat klopt niet’. Bij een verklaring kan dat niet. Denk aan de typische verklarende taalhandelingen van een voorzitter die zegt ‘hierbij open ik de vergadering’ of van iemand die zegt ‘hierbij verklaar ik dat ik verliefd op je ben’. Dan is de vergadering geopend en de liefde verklaard – zelfs als er iemand zegt ‘dat klopt niet’.

Welke taalhandeling voert de rechter nu uit met de uitspraak ‘X heeft een onrechtmatige daad gepleegd’? Sommigen beschouwen dit als een ‘het is niet dit, maar dat’-vraag. Anderen vinden dat drogredelijk, omdat het uitgaat van een vals dilemma.3 Zij betogen dat het antwoord afhankelijk is van het perspectief dat je inneemt. Vanuit het perspectief van de partijen in het geschil is het een verklarende taalhandeling. Met de uitspraak van de rechter komt (voorlopig) vast te staan dat X een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Maar vanuit een breder perspectief is die uitspraak een bewerende taalhandeling waarmee de rechter het standpunt inneemt dat er goede argumenten zijn om te beweren dat X een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Dit geldt bijvoorbeeld in hoger beroep waarbij de advocaat van X verdedigt dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad of in een rechtsgeleerde discussie waarin iemand de argumenten van de rechter bekritiseert.

‘Is het dit of dat?’ Altijd een interessante vraag, waarop volgens een bekende regel vaak maar één juist antwoord is: ‘het hangt ervan af’.

1 Nuytinck, A. (2019), Aandachtspunten en veelvoorkomende fouten in schriftelijke opdrachten en (mini)scripties. Ars Aequi, 68, 9, p. 720-723.
2 https://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M007095&lemmodern=bepalen&Betekenis_id=M007095.bet.15
3 Kloosterhuis, H. (2000). Het standpunt van de rechter. Twee dimensies van rechterlijke beslissingen. In Feteris, E.T. e.a. (red.), Met Recht en Reden. Bijdragen aan het Derde Symposium Juridische Argumentatie Rotterdam 18 juni 1999. Nijmegen, Ars Aequi Libri, p. 79-84.

vragen en reacties: juridischeargumentatiekliniek@gmail.com

 

Meer van Harm Kloosterhuis lezen? Lees: Maar dat is níet logisch! Drogredenen in het recht, de columns in zijn boek zijn verrijkt met découpages van Herwolt van Doornen.

Uit de recensie van Marc van Oostendorp op Neerlandistiek.nl:

“Zonder taal is een groot deel van het menselijk bestaan ondenkbaar, maar dat geldt zeker voor het recht. Allerlei filosofische problemen worden praktisch ineens urgent in de context van het recht. Wanneer weten we iets zeker? Hoe bepalen we dat van twee opeenvolgende gebeurtenissen de eerste de oorzaak was van de tweede? ‘ En hoe bepalen we wat een woord precies betekent? In het boekje Maar dat is níet logisch! verzamelde de Rotterdamse jurist Harm Kloosterhuis columns die hij voor het juridisch tijdschrift Ars Aequi schreef. Officieel gaan ze over het gebruik van drogredenen in de rechtspraktijk, maar ze raken ook aan al die andere kwesties.”

Lees de volledige recensie Taalproevers en de sandwich van de rechter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *