25 civilisten

Een jaar geleden verscheen de bundel Bouwrechtjuristen. De bundel telt een vijfentwintigtal (zelf)portretten van (toen) in leven zijnde juristen die het bouwrecht beoefenen vanuit wetenschap, advocatuur, bedrijfsleven, brancheorganisaties, overheid en geschilbeslechting. Zij is geredigeerd door twee in het bouwrecht geverseerde juristen: Eric Moesker en Sjoerd Rutten. De redacteuren brengen uitvoerig verslag uit van hun werkwijze. Eén punt ontbreekt evenwel: hoe selecteerden zij de 25 coryfeeën? Dat dit minder eenvoudig is dan op het eerste gezicht lijkt, wil ik illustreren aan de hand van het civiele recht. Ik had ook bestuurs- of strafrecht kunnen kiezen, maar daar ben ik minder in thuis.

Allereerst is er de vraag uit welke categorieën betrokkenen zouden moeten worden geselecteerd. En moet het vooral om hun publicaties gaan (een probleem bij de selectie van rechters en overheidsambtenaren die hun gedachten veelal in vonnissen en wetsvoorstellen neerleggen)? Komen studeerkamergeleerden in aanmerking (ik kan er zo een aantal noemen, maar doe dat toch maar niet)? En wordt ons overzicht beperkt tot Nederlandse juristen of komen ook in Nederland gevestigde buitenlandse juristen in aanmerking? En in het buitenland gevestigde Nederlandse juristen (Jan Dalhuisen)? Belgen (Eric Dirix)? Moeten het per se allemaal juristen zijn, of is er in deze tijd van empirie ook ruimte voor ander volk zoals rechtseconomen en rechtssociologen? Moet alleen de gevestigde orde meedingen, of is er ruimte voor de spes patriae? Gaat het om eruditie of om innoverend vermogen? Zijn naaste vakgenoten van de samensteller van opname gevrijwaard? Of is de hele exercitie direct al gedoemd te mislukken bij gebrek aan objectieve criteria?

Ik kom – toch maar – tot een eerste aanzet, met excuus jegens degenen die (net) niet op de lijst terecht zijn gekomen. In een eerdere versie had ik mijn keuze beredeneerd. Dat bleek echter te veel ruimte te vergen, vandaar dat de lezer het met een onberedeneerde lijst moet doen:

Bram Akkermans (UM), Floris Bakels (HR), Ruth de Bock (HR), Ivo Giesen (UU), Paulien van der Grinten (MvJ), Dineke de Groot (HR), Fred Hammerstein (HR), Arthur Hartkamp (RU), Ton Hartlief (HR), Martijn Hesselink (UvA), Corjo Jansen (RU), Marc Loth (UvT), Chantal Mak (UvA), Elaine Mak (UU), Vanessa Mak (UvT), Corien Prins (UvT), Bert van Schaick (UvT), Harriët Schelhaas (EUR), Peter van Schilfgaarde (UU), Carla Sieburgh (HR), Jan Smits (UM), Vino Timmerman (EUR), Rieme-Jan Tjittes (ADV), Eric Tjong Tjin Tai (UvT) en Jan Vranken (UvT).

Aan de affiliatie moet men niet te veel waarde hechten. Verschillende van de voorgedragen kandidaten zijn zowel universitair als elders aangesteld.

Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi januari 2020.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *