Wet en Rechtvaardigheid

Boekbespreking. ‘Maar dit is nog het domste: te denken dat alles wat in gewoonten en wetten is neergelegd rechtvaardig is.’ (p. 51)

Sommige werken worden wel ouder, maar verouderen nooit. Cicero’s De legibus is zo’n boek. Het mag dan ruim twee millennia geleden geschreven zijn, het is nog altijd lezenswaardig én relevant. Bovendien is het nu toegankelijker dan ooit dankzij de levendige, nieuwe vertaling van Maarten Klink. In een dialoog met zijn broer en een van zijn goede vrienden zet Cicero in Wet en Rechtvaardigheid in drie hoofdstukken uiteen wat de wetten van de staat zouden moeten zijn. Voor welke lezers kan dit boek interessant zijn, en wat heeft het hun te bieden?

Ten eerste is dit boek een aanrader voor elke liefhebber van de Romeinse geschiedenis. Omdat het werk geschreven is gedurende het einde van de Romeinse Republiek, door een van de hoofdrolspelers uit die turbulente periode, is de tekst doordrenkt met verwijzingen naar de belangrijke figuren en gebeurtenissen uit die tijd en eerdere tijden. Zo gaat het veelvoudig over de beroemde generaal en staatsman Marius en de hervormer en dictator Sulla en laat Cicero het niet na (vaak impliciete) steken uit te delen aan zijn aartsvijand Clodius – wiens wetsvoorstel Cicero noodzaakte om in ballingschap te gaan. Ook het tweede hoofdstuk, dat de religieuze wetten behandelt, bevat veel interessante historische inzichten in de Romeinse samenleving.

Ten tweede kan dit boek de geïnteresseerde in de rechtsfilosofie bekoren. De door Cicero voorgestelde wetten zijn namelijk gebaseerd op het natuurrecht. Men moet de wetten afleiden uit de menselijke rede, die gevonden kan worden in de natuur en uiteindelijk terug te voeren is op de goden. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan dit onderwerp en biedt een mooie introductie op deze denkwijze.

Tot slot biedt het boek genoeg interessants voor de staatsrechtliefhebber. De wetten die Cicero in het derde hoofdstuk voorstelt zien namelijk op de staatsvorm en het functioneren van de verschillende staatsorganen. De voorgestelde wetten komen – het is misschien weinig verrassend – grotendeels overeen met de al geldende gebruiken en regels in de Romeinse Republiek. Het biedt dan ook, zoals Ernst Hirsch Ballin in zijn nawoord opmerkt ‘een soort Proeve van een Grondwet, gepresenteerd en uitgelegd in een geleerde conversatie’ (p. 139). In zoverre gaat het dus over het staatsrecht van een oud wereldrijk. Toch is de behandelde materie hier en daar opvallend relevant. Ik noem een voorbeeld: ‘Wie de senaat toespreekt, zal zich behoorlijk gedragen, dat wil zeggen: bezonnen en kalm’, waarbij bovendien geldt: ‘dat men op zijn beurt spreekt’ en ‘kort van stof is’ (p. 132-133). Vervang ‘senaat’ door ‘Tweede Kamer’ en de door Cicero voorgestelde regels sluiten naadloos aan op de hedendaagse discussies over de omgangsvormen in ons parlement. Ook het bevel ‘dat men aanwezig is’ kan zeker door bepaalde Kamerleden ter harte worden genomen.

Kortom, het boek is in ieder geval een lust om te lezen voor diegene die zich interesseert in geschiedenis, rechtsfilosofie en/of staatsrecht. Maar eigenlijk maakt Klinks vlotlezende vertaling en het algemeen aansprekende onderwerp het boek voor eenieder het lezen waard. (DdV)

Marcus Tullius Cicero (vertaald door M.C. Klink)
Wet en Rechtvaardigheid
Eindhoven: Damon 2023, 144 p., € 24,90

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *