Shop

Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen

A.S. Hartkamp

Op 15 mei 1981 is tot stand gekomen de Wet houdende onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen (Stb. 283; Kamerstukken no. 350), waarbij een titel 19 is toegevoegd aan Boek I van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 431-449) en een zesde titel B aan het derde boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (artikelen 894-899). De wet beoogt te voorzien in de problematiek van het inkomens- en vermogensbeheer van meerderjarige personen die daar vanwege hun lichamelijke of geestelijke toestand niet (meer) toe in staat zijn: personen die verblijven in psychiatrische ziekenhuizen en verpleeginrichtingen of in bejaardenoorden, maar ook bejaarden en geestelijk of lichamelijk gehandicapten die pogen zich in een individuele woongelegenheid te handhaven.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
januari 1982
AA19820020

Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen

A.S. Hartkamp

Over de Wet houdende onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen die op 15 mei 1981 tot stand is gekomen.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
januari 1982
AA19820020

Onderbouwing en beoordeling van aanhoudingsverzoeken in strafzaken

J.M. ten Voorde

Hoge Raad 16 oktober 2018, nr. 17/01052, ECLI:NL:HR:2018:1934

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2019
AA20190681

Onderhandelen als onderdeel van de juridische studie

M.J. Cohen, J.H.C. Moust

Onderhandelen is een zo belangrijke vaardigheid voor welhaast iedere praktiserende jurist dat het als onderdeel van de juridische studie net onbelicht zou mogen blijven.

februari 1987
AA19870076

Onderlinge samenhang tussen de OM-richtlijnen: twee vraagtekens

L.M. van den Bosch, D.B. Sander

Met het oog op een landelijk uniform strafvorderingsbeleid heeft het OM strafvorderingsrichtlijnen opgesteld voor de meest voorkomende delicten. De deugdelijkheid van een landelijk uniform strafvorderingsbeleid is mede afhankelijk van een evenwichtige onderlinge samenhang tussen deze strafvorderingsrichtlijnen. De auteurs zetten in dit redactioneel twee vraagtekens bij die evenwichtigheid

Opinie | Redactioneel
april 2020
AA20200315

Ondernemer Mangnus

J.L.P. Cahen

Hoge Raad 5 april 1991, nr. 14154, ECLI:NL:HR:1991:ZC0194, RvdW 1991, 93 (Zeeuwse/Mangnus) Arrest van de Hoge Raad en annotatie op verzekeringsrechtelijk gebied. Aan de orde is in hoeverre een vaststellingsovereenkomst op grond waarvan de verzekerde een bepaald bedrag krijgt uitgekeerd waardoor deze een betere positie komt dan voor het schadeveroorzakende evenement in strijd zou zijn met het indemniteitsbeginsel. De Hoge Raad oordeelt dat terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag op grond van het indemniteitsbeginsel in strijd is met de aard van de vaststellingsovereenkomst ook al komt de verzekerde in een andere positie dan in de oude rechtstoestand.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1991
AA19911123

Ondernemerschap in de rechtspleging

Over de kansen van een Netherlands Commercial Court

E. Bauw

Post thumbnail

De beslechting van internationale handelsgeschillen wordt steeds meer een onderdeel van ‘The Global Marketplace’. De laatste jaren snoepen in deze zaken gespecialiseerde 'commercial courts' marktaandeel af van de 'gewone' civiele rechter. Met het initiatief tot de oprichting van een Netherlands Commercial Court, met gespecialiseerde rechters en Engels als procestaal, tracht de Nederlandse rechtspraak aan deze ontwikkeling enig tegenspel te bieden. Zal dit initiatief stand kunnen houden in het internationale geweld?

Opinie | Opiniërend artikel
februari 2016
AA20160093

Ondernemingen na 1992; tussen concurreren en fuseren

V.P.C.M. Maas, B.L.P. van Reeken

De Europese Gemeenschap zorgt de laatste maanden voor veel nieuws. Er worden talloze studies verricht naar de effecten van de realisatie van de interne markt en er wordt veel geschreven over het Europees mededingingsrecht met betrekking tot overnames, fusies en joint-ventures. Dit artikel probeert aan te geven hoe deze gebieden met elkaar samenhangen; hoe het Europees mededingingsrecht de realisatie van de interne markt beïnvloedt. Het zal geen uitputtende behandeling geven van deze materie, het beoogt niet meer dan een introductie te zijn.

Verdieping | Studentartikel
september 1988
AA19880517

Ondernemings- en effectenrecht 2023-2024

Ars Aequi Libri

Post thumbnail Selectie van de belangrijkste wet- en regelgeving op het gebied van het ondernemings- en effectenrecht zoals deze geldt op 1 oktober 2023. De wetsartikelen zijn in de marge voorzien van toelichtende kopjes en de bundel bevat een uitgebreid trefwoordenregister.

9789493333024 - 02-11-2023

Ondernemingsrecht 2025-2026

R.H.M. van Meerwijk, G.J.H. van der Sangen

Post thumbnail Selectie van de belangrijkste wet- en regelgeving op het gebied van ondernemingsrecht zoals deze geldt op 1 juli 2025. De wetsartikelen zijn in de marge voorzien van toelichtende kopjes.

9789493333468 - 15-08-2025

Ondernemingsrecht en effectiviteit

B. Geersing

De betekenis van wetgeving zal in de toekomst nog in belang toenemen. Die stelling lijkt gerechtvaardigd als sociale wetenschappers uitspreken, dat de wetgeving de werkgever tot verbetering van de kwaliteit van de arbeid zal moeren dwingen. De situatie wordt ingewikkelder als tevens uit geschriften van sociale wetenschappers twijfel blijkt over de deskundigheid van vele wettenmakers op hun terrein. Ondeskundigheid, omdat voldoende kennis over een bepaald werkelijkheidsgebied plus de kennis over de effecten, van de op grond van die deskundigheid getroffen wettelijke maatregelen, niet bestaat. Ook bij juristen bestaat ontevredenheid over het wetgevingsproces. Het ministerie van Sociale Zaken wordt verweten geen goede reputatie te hebben op het terrein van wetgeving. In dit verwijt wordt vooral kritiek op de onduidelijke formuleringen in de WOR '79 geuit. Bovendien wordt door juristen gesteld, dat de wetgever in zijn taak te kort schiet, ingrijpende veranderingen in de samenleving te beantwoorden met de vorming van nieuw recht. In de jaarvergadering van de Nederlandse Juristenvereniging (NJV) van 1979 wordt uitvoerig kritiek geuit op het bestaande wetgevingsproces. Preadviseur Scheltema stelt daarbij uitdrukkelijk het vraagstuk van de effectiviteit van wetgeving aan de orde. Hij constateert een ernstig gebrek aan kennis omtrent dit vraagstuk. Vragen naar effecten van wetten, naar het ontstaan van niet voorziene en wellicht schadelijke neveneffecten, naar het juiste sanctiesysteem, en naar beter werkende alternatieven, worden volgens hem nauwelijks gesteld. Het macabere is, dat de discussie naar aanleiding van de beide preadviezen, zijn stelling bevestigt. De enige. die meer dan terloopse aandacht aan het vraagstuk van de effectiviteit besteedt is afkomstig uit dezelfde vakgroep van de RU Groningen als waartoe de preadviseur behoort. Het ontbreken van voldoende empirisch materiaal behoeft ons er niet van te weerhouden het vraagstuk van de effectiviteit aan te pakken, zo menen anderen. Het onderscheid tussen de adressanten- en de adressaten-positie, kan al leiden tot enige theorievorming vanuit de adressaten-optiek. Men zou zich moeten afvragen: 'Hoe zou je procedure en inhoud moeten aanpassen aan de behoeften van mensen? Waarom zouden we dan ook niet de slogan '"wetgeving met een menselijk gezicht" aanheffen?' aldus Van Maarseveen, een voorstander van deze theorievorming.

Meesters-column
januari 1981
AA19810014

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Beantwoording rechtsvraag (315) Personen- en familierecht

S.F.M. Wortmann

Aan de hand van een personen- en familierechtelijke casus worden enkele vragen gesteld, welke vervolgens worden opgelost.

Perspectief | Rechtsvraag
oktober 2004
AA20040754