Shop

Nieuwe wetsvoorstellen

Ars Aequi Libri

Annotaties en wetgeving | Wetsvoorstellen
april 2001
AA20010249

Rechtsvraag (295) materieel strafrecht: opzet in de Opiumwet

N. Rozemond

Rechtsvraag op het gebied van het materieel strafrecht, in het bijzonder het opzetbegrip in de Opiumwet.

Perspectief | Rechtsvraag
april 2001
AA20010282

Resocialisatie en detentie

Een onderzoek naar de houding van gedetineerden en gevangenispersoneel ten aanzien van de voorbereiding van de terugkeer in de samenleving

P.Ph. Nelissen

In de beschrijving van dit proefschrift wordt ingegaan op de houding van gedetineerden en gevangenispersoneel ten aanzien van resocialisatie en de uitwerking van resocialisatie-onderdelen, zoals scholing, op gedetineerden.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
april 2001
AA20010283

Uitleg van een boetebeding en matiging van contractuele boete: de letter of de geest van het contract?

J.M. van Dunné

Hoge Raad 11 februari 2000, nr. C98/196HR, ECLI:NL:HR:2000:AA4779, NJ 2000, nr. 277, (Kok/Schoor (rattenbestrijding)) In deze noot bij dit arrest wordt ingegaan op de werking van het boetebeding en eventuele matiging op grond van de billijkheid.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2001
AA20010251

Een Raad voor de rechtspraak in Nederland

Van adviescommissie tot wetsvoorstel

W.H. Simonis

Eind vorig jaar verschenen er verontrustende berichten ten aanzien van de onafhankelijkheid van onzerechtspraak. De oorzaak was de moderniseringsoperatie van de rechterlijke organisatie, die is neergelegd in twee wetsvoorstellen. De directe aanleiding voor de ophef was het zeer kritische artikel van dePresident van en de Procureur-Generaal (verder:P-G) bij de Hoge Raad, dat nu ook buiten de juridische media in de aandacht kwam. De Volkskrant wijdde onder de kop ‘Rechters in verzet ’een hoofd-redactioneel commentaar aan het rumoer dat was ontstaan. Men concludeerde dat het hoog tijd werdom tot modernisering over te gaan en dat het overdreven was te spreken van een aanslag op de rechterlijke onafhankelijkheid. Alle reden om de beoogde wetgeving eens nader te bekijken.

Verdieping | Studentartikel
april 2001
AA20010202

Voetbaltransfers onder vuur van de Europese Commissie en de FIFA?

M. Boetekees, T. van Straveren

In 1967 bedroeg het transferbedrag voor de overgang van Theo Laseroms van Sparta naar Pittsbourg Phantoms ƒ 210.000,–,in 1988 bedroeg het transferbedrag voor de overgang van Ruud Gullit van PSV naar A.C.Milan ƒ 17.000.000,–en in 2000 zou Ruud van Nistelrooy voor ƒ 60.000.000,–à ƒ 70.000.000,–van PSV naar Manchester United zijn overgegaan ware hij niet geblesseerd geraakt.De Europese Commissie onder leiding van Commissaris Monti wil aan deze enorm inflatoire handel een einde maken, maar vindt daarbij de FIFA en UEFA op haar weg. In dit artikel zal ingegaan worden op de discussie tussen de FIFA en UEFA enerzijds en de Europese Commissie anderzijds en de gevolgen daarvan voor het Nederlandse transfersysteem.

Verdieping | Verdiepend artikel
april 2001
AA20010224

Gedetineerdenzorg in het buitenland, een recht?

W. van Hoogstraten

In dit opiniërende artikel gaat de auteur in op het volgens hem bestaande recht van in het buitenland gedetineerde Nederlanders op consulaire bijstand van de Nederlandse overheid op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de status van de Bundel Consulaire Voorschriften.

Opinie | Opiniërend artikel
april 2001
AA20010233

Israëlische verhoormethoden: te beoordelen door rechter of door wetgever?

W. Smit

De uitspraak van het Israëlische Hooggerechtshof van 6 september 1999 ‘Interrogation Practices of theGeneral Security Service’ handelt over de rechtmatigheid van de door de General Security Service verrichte verhoren van verdachten van terroristische aanslagen. Bij het beoordelen van de rechtmatigheidvan de door de General Security Service aangewende verhoormethoden ontstaat er een dilemma. Er zijnnamelijk twee conflicterende belangen waartussen een evenwicht moet worden gevonden. Enerzijds is erhet belang van het veiligstellen van de menselijke integriteit van de verdachten. Anderzijds is er de behoefte in een democratische staat, zoals Israël, criminaliteit in het algemeen en terroristische aanslagenin het bijzonder te bestrijden. Daarbij is het ondervragen van verdachten onontbeerlijk. Echter, hoe ver mag een ondervrager gaan tijdens een verhoor? Door deze twee conflicterende belangen is deze uitspraak van het Israëlische Hooggerechtshof zeer interessant. De genoemde belangen roepen namelijk niet alleen juridische maar ook maatschappelijke, ethische en politieke vragen op. Juridisch gezien acht het Hof de door de General Security Service toegepaste verhoormethoden onrechtmatig. Maar is daarmee de kous af?

Verdieping | Verdiepend artikel
april 2001
AA20010242

Recht op pleidooi

G.R. Rutgers

Hoge Raad 10 november 2000, nr. R99/060HR, ECLI:NL:HR:2000:AA8289, RvdW 2000, 220 (Pitt/Van Frederici) In het Antilliaanse burgerlijk procesrecht is een appellant niet verplicht in hoger beroep grieven aan te voeren. Het oordeel van het Antilliaanse Hof dat een appellant die geen grieven heeft ingediend of die wegens termijnoverschrijding geacht moet worden geen grieven te hebben ingediend, is in strijd met het in artikel 6 EVRM aan een procespartij in een burgerlijk geding gegeven recht op ‘fair hearing’.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2001
AA20010260

Lockerbie

E.M.H. Hirsch Ballin

High Court of Justiciary at Camp Zeist 31 januari 2001, Case No: 1475/99 (Her Majesty’s Advocate v. Abdelbaset Ali Mohmed al Megrahi and Al Amin Khalifa Fhimah, Prisoners in the Prison of Zeist, Camp Zeist (Kamp van Zeist), The Netherlands) Op 31 januari 2001 deed het Schotse hof dat op grond van een speciaal verdrag in Nederland zitting hield, uitspraak in het strafproces tegen twee Libiërs. De betrokkenen werden verdacht van het plaatsen van een bom aan boord van een Amerikaans passagiersvliegtuig dat op 22 december 1988 boven Schotland tot ontploffing kwam. Hierbij vielen 270 slachtoffers. De verdachte Megrahi werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf wegens moord, met de bepaling dat vervroegde invrijheidstelling niet eerder dan na 20 jaar mag plaatsvinden. De verdachte Fhimah daarentegen werd vrijgesproken wegen gebrek aan bewijs. Omdat in de uitspraak van het Hof alles draait om de kwaliteit van de bewijsvoering, valt de aanzienlijke verkorte weergave ervan vrij lang uit. Men moet hiervan kennisnemen om te kunnen begrijpen hoe de Schotse aanklager het spoor meent te kunnen volgen van wrakstukken naar deze twee individuen. In aansluiting op de verkorte publicatie van de uitspraak worden enige aspecten van de zaak toegelicht die van bijzonder juridisch belang zijn. Zie de volledige uitspraak: https://www.scotcourts.gov.uk/docs/default-source/sc---lockerbie/lockerbiejudgement.pdf?sfvrsn=2

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2001
AA20010270

Naar ons voorlopig oordeel (Digitaal boek)

W.A.M. van Schendel

Post thumbnail Het kort geding blijft een fascinerende rechtsgang. Dit boekje geeft door middel van een diversiteit aan onderwerpen een beeld van wat de verschillende partijen in kort geding zoal bezighoudt.

9789069163918 - 26-03-2001

maart 2001

Katern 78: Bestuurs(proces)recht

A.T. Marseille