Shop

Wie was toch Suijling?

E.H. Hondius

In deze column betoogt Hondius dat het zinnig is om befaamde juristen te noemen in colleges in functioneel verband met stof. Ook betoogt Hondius dat de oude Ars Aequi-rubriek 'Ars longa, vita brevis' weer moet herleven.

Opinie | Column
mei 2006
AA20060333

Bijzondere examencommissies

C.A.J.M. Kortmann

Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) 18 mei 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT5665, nr. 200406184/1 In onderhavige casus is besloten, in tegenstelling tot wat op basis van een eerdere uitspraak werd vermoedt, dat alleen tegen het al dan niet toekennen van een getuigschrift kan worden geprocedeerd bij de rechter en dat dit niet mogelijk is voor alle daaraan voorafgaande beslissingen, zoals de beslissing om tentamens ongeldig te verklaren.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2006
AA20060296

De domste boeren hebben de dikste aardappelen

J.H. Jans

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 8 november 2005, zaak C-293/02, ECLI:EU:C:2005:664 (Jersey Produce Marketing Organisation Ltd t. States of Jersey) In deze annotatie bij een arrest van het HvJ EG is de vraag aan de orde of een belemmering van de handel binnen een staat ook een schending van EG-recht is. In hoeverre is interstatelijkheid vereist?

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2006
AA20060309

De tweedehands Volvo

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 7 oktober 2005, nr. C04/204HR, ECLI:NL:HR:2005:AU2555, RvdW 2005, 112 (Coppes/Van de Kolk) Coppens levert een auto aan Diepeveen, onder een zogenaamde collegiale verkoop, en Diepeveen verkoopt en levert de auto door aan Van de Kolk, welke de auto aan Diepeveen betaalt. Diepeveen kan niet langer aan zijn schulden voldoen en nu wil Coppens van Van de Kolk de auto opvorderen, primair obv. beschikkingsonbevoegdheid van Diepeveen en subsidiair op basis van het Recht van reclame. De rechtsvraag was nu of Van de Kolk kon worden aangemerkt als te goeder trouw. Zie ook het arrest Apon/Bisterbosch.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2006
AA20060288

Exceptio plurium litis consortium

G.R. Rutgers

Hoge Raad 2 december 2005, nr. C04/263HR, ECLI:NL:HR:2005:AU5661, RvdW 2005, 135 (Rijpma/Groot, Lelieteler) De vraag die hier speelt is of een rechtsverhouding processueel ondeelbaar is indien, wanneer twee partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld door de rechtbank en er slechts een in beroep gaat, dit zou kunnen leiden tot een uitspraak waarbij degene die in beroep ging gelijk krijgt en degene die niet in beroep ging eigenlijk het hele bedrag zou moeten vergoeden, nu slechts een gedeelte van het bedrag hoeft te vergoeden, omdat dat nu eenmaal de in kracht van gewijsde gedane uitspraak van de rechtbank is.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2006
AA20060292

Factormaatschappij Alpha. Rechtsvraag (327) Goederenrecht

J.M. Milo

Aan de hand van een goedenrechtelijke casus worden enkele vragen opgesteld en vervolgens uitgewerkt.

Perspectief | Rechtsvraag
april 2006
AA20060320

Informatie als rechtvaardigende factor voor rechtsvorming: de amicus curiae

M. Köhne

De Hoge Raad als rechtsvormende instantie, dit artikel bespreekt de informatie voorziening die de Hoge Raad hiervoor gebruikt en behandelt ook de gang van zaken in andere landen. Onder andere komt de zogenaamde 'Amicus Curiae'oftwel de vriend van het gerecht aan bod.

Overig | Rode draad | Raad en daad | Verdieping | Verdiepend artikel
april 2006
AA20060252

Is de (rechts)positie van de minderjarige in de nieuwe Wet op de jeugdzorg daadwerkelijk verbeterd?

P. Ros, D. Sol

Op 1 januari 2005 is de nieuwe Wet op de Jeugdzorg in werking getreden. Daarmee is de rechtspositie van de minderjarige weliswaar versterkt, maar er blijft reden voor kritiek. Alle jeugdzorg achter n loket lijkt efficint, maar onder omstandigheden kan het recht op jeugdzorg een relatief recht blijken te zijn. Pure winst is dat probleemjongeren door een aangekondigde wetswijziging niet meer in de strafrechtelijke justitile jeugdinrichtingen terecht komen. De nieuwe wet zal echter door het bestuursrechtelijke karakter van de indicatiestellingen en de hoge (administratieve) werkdruk met een gebrek aan een uniforme werkwijze, ernstige incidenten niet steeds kunnen voorkomen. Bovendien lijkt het hoog tijd dat de medewerkers van jeugdzorg aansluiting vinden bij de wet BIG. De competentie van de kinderrechter is weliswaar een goede keuze, maar hij dient als bestuursrechter, op grond van de materile normen in de nieuwe wet, voller dan slechts marginaal te toetsen. Tenslotte dreigt er door een wetswijziging een dubbele rechtsingang te ontstaan bij omgangsaangelegenheden na echtscheiding.

Verdieping | Studentartikel
april 2006
AA20060239

Minister van Justitie Donner rechter in eigen zaak?

L.J.A. Damen

Rechtbank 's-Gravenhage 23 december 2005, nr. KG 05/1570, ECLI:NL:RBSGR:2005:AU8652, LJN AU8652 (mr. Paris) Hier staat de vraag centraal of de centrale overheid bevoegd is om een schorsingsbesluit uit te vaardigen met als doel een rechtsgang bij de bestuursrechter te voorkomen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2006
AA20060300

Over stinkende zaken en prettige ervaringen. Interview met prof.mr. M.R. Mok

M.C.A. van den Nieuwenhuijzen, C. Rijckenberg

In het tweede interview ter gelegenheid van de Rode Draad Raad en Daad. Over rechtsvorming door de Hoge Raad wordt aandacht besteed aan het parket bij de Hoge Raad. Wij spraken met prof.mr. Robert Mok, oud-advocaat-generaal en plaatsvervangend procureur-generaal bij de Hoge Raad. Mok heeft in de jaren 50 in Utrecht rechten gestudeerd. Na zijn afstuderen heeft hij, ter overbrugging, korte tijd gewerkt bij een Uitvoeringsorgaan Sociale Verzekeringen, waarna hij 21 maanden in militaire dienst moest. Hierna is hij aan de slag gegaan bij achtereenvolgens het Ministerie van Economische Zaken, de Europese Commissie te Brussel en het Ministerie van Justitie. Na elf jaar bij het Ministerie van Justitie, is hij in 1978 gevraagd om advocaat-generaal bij de Hoge Raad te worden. Gedurende zijn werkzaamheden bij Justitie en bij het parket bij de Hoge Raad is hij tevens jarenlang buitengewoon hoogleraar (later aangeduid als deeltijd hoogleraar) Economisch ordeningsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen geweest. Inmiddels is Robert Mok gepensioneerd, in 1997 bij de universiteit, in 2002 bij het parket van de Hoge Raad. Dit is echter voor hem geen reden om stil te zitten; hij annoteert nog regelmatig in de NJ en is onlangs benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam vanwege de Bregstein Stichting.

Verdieping | Interview
april 2006
AA20060273

Pleiten pleite?

E.H. Hondius

Een betoog over het lidmaatschap van een pleitvereniging, wat volgens de columnist, ondanks het steeds minder worden van het pleiten bij de Hoge Raad nog altijd niet aan belang heeft ingeboet.

Opinie | Column
april 2006
AA20060251

Pruisken/Organice: schadevergoeding bij overlijden

T. Hartlief

Hoge Raad 16 december 2005, nr. C04/276HR, ECLI:NL:HR:2005:AU6089, RvdW 2006, 1 (Pruisken/Organice) Organice was verantwoordelijk voor het organiseren van een bedrijfsuitje van het hoogheemraadschap Delfland, maar op de toggle-baan ging het fout en kwam een van de deelnemers te overlijden. Organice erkent aansprakelijkheid, maar in dit arrest draait het om de omvangsfase van de schadevergoeding.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2006
AA20060281