Shop

Het internetvergeetrecht

G.-J. Zwenne

Post thumbnail Vijf jaar vocht Mario Costeja González tegen Google. De inwoner van Coruña verlangde van de zoekmachine dat, in het geval er op zijn naam wordt gezocht, twee korte berichten uit de zoekresultaten zouden worden verwijderd. De berichten waren in 1998 gepubliceerd in het Spaans dagblad La Vanguardia en betroffen de openbare verkoop van onroerend goed van Costeja in verband met een beslag ter betaling van sociale zekerheidsschulden.

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2015
AA20150009

Het inzagerecht van de ex-mentor na het overlijden van de betrokkene

D. Pos

Op 29 januari 1998 wees de civiele kortgedingkamer van het gerechtshof te Amsterdam een belangwekkend arrest. Inzet van het onderhavige kort geding was inzage in het medisch dossier van eenoverleden psychiatrische patiënte door haar vader, tevens haar ex-mentor. Het Hof wees de vorderingvan de vader toe en vernietigde het vonnis van de president in eerste aanleg.

Verdieping | Studentartikel
juni 1998
AA19980547

Het inzagerecht van de terbeschikkingsgestelde in medische dossiers

J. Welie

Het inzagerecht van de terbeschikkinggestelde kan om therapeutische redenen worden beperkt, in tegenstelling tot de verdachte en vrijwillig verpleegde patiënt. In dit artikel wordt betoogd dat deze beperking van de rechtspositie van de terbeschikkinggestelde achterhaald en inconsequent is. De gesignaleerde beperkingen op het inzagerecht van de terbeschikkinggestelde zijn volgens de auteur zo opmerkelijk omdat zij ten eerste niet in overeenstemming zijn met hetgeen elders in het Wetboek van Strafvordering wordt gesteld en daarnaast strijdig zijn met het hedendaagse gezondheidsrecht. Op beide punten wordt nader ingegaan. De conclusie luidt dat de verdachte als terbeschikkinggestelde over een onbeperkt inzagerecht dient te beschikken.

Verdieping | Studentartikel
november 1990
AA19900807

Het ipr wil van alle walletjes tegelijk eten

Interview met prof.mr. L. Strikwerda, Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad, hoogleraar internationaal privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en lid van de Staatscommissie voor ipr

I. Giesen, M.F.J. Haak

Interview met prof. mr. L. Strikwerda over de vele facetten van het internationaal privaatrecht.

Verdieping | Interview
juli 1995
AA19950555

Het Iran-United States Claims Tribunal

W.A. Hamel

Meesters-column

Opinie | Column
januari 1985
AA19850012

Het is bon ton om European Union bashing te bedrijven

Interview met P.H. Kooijmans, hoogleraar Volkenrecht te Leiden en oud-Minister van Buitenlandse Zaken

S.E. Bartels, I. Giesen

P.H. Kooijmans (1933) studeerde rechten en economie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Aan diezelfde instelling promoveerde hij in 1964 en werd hij in 1965 benoemd tot hoogleraar Volkenrecht. In de periode 1973-1977 was hij staatssecretaris in het kabinet-Den Uyl. Van 1978 tot eind 1992 was hij wederom hoogleraar Volkenrecht, ditmaal aan de Rijksuniversiteit Leiden. Al deze werkzaamheden vormden geen beletsel voor inspanningen in het kader van de Verenigde Naties. Kooijmans was voorzitter van de Commissie voor de Rechten van de Mens en speciaal rapporteur inzake foltering. Vanaf 1 januari 1993 heeft hij als minister van Buitenlandse Zaken het kabinet-Lubbers-III versterkt. Kooijmans is tegenwoordig weer terug op zijn oude stek aan de RUL. Wij spraken 50 jaar na D-Day met de demissionaire minister, voornamelijk over de Verenigde Naties en de Europese Unie.

Verdieping | Interview
november 1994
AA19940725

Het is een bitje onduidelijk

K.H.P. Bovend'Eerdt, J.A. Hofman

Volgens artikel 10 Vafi mag een advocaat in beginsel slechts girale betalingen aanvaarden. Is een in bitcoins verrichte transactie met de tekst en ratio van de Vafi te verenigen? Een betaling verricht via het Bitcoinplatform (wat onderscheiden moet worden van een betaling in bitcoins) valt te kwalificeren als een girale betaling. Belangrijker is de ratio van de Vafi: voorkomen dat betaald wordt met geld verkregen uit criminele handelingen. Het heersende idee is dat bij bitcoins de herkomst van het geld niet bekend is. Deze betalingen kunnen echter herleid worden en zijn dus niet zonder meer in strijd met de Vafi.

Opinie | Redactioneel
juni 2014
AA20140411

Het is toch anders dan gedacht: executoriaal derdenbeslag heeft geen voortdurende stuitende werking

A.W. Jongbloed

Hoge Raad 30 september 2016, nr. 15/01943, ECLI:NL:HR:2016:2222 (Pegroam/mr. X)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2017
AA20170316

Het jaarverslag van het Openbaar Ministerie over 1981: op de rand van opportunisme

J. de Hullu

Als bijlage bij de justitiebegroting voor 1983 is het jaarverslag van het Openbaar Ministerie (OM) over 1981 gevoegd. In dat jaarverslag legt het OM publiekelijk verantwoording af over het door haar gevoerde beleid en over haar toekomstplannen. Vooral de toekomstplannen van het OM verdienen de aandacht. Centraal in het jaarverslag staat namelijk de wanverhouding tussen wat men aan werk binnen krijgt en wat men aankan. Als begin van een oplossing wordt nu de prioriteitstelling bij opsporing en vervolging van strafbare feiten gepresenteerd. In het onderstaande zal na een korte inleiding over het OM gedurende de laatste jaren en de werkoverlast van het justitieel apparaat, aandacht besteed warden aan de nieuwe toverformule: prioriteitstelling.

mei 1983
AA19830438

Het journalistiek verschoningsrecht

G.R. Rutgers

Hoge Raad 10 mei 1996, nr. 8722, ECLI:NL:HR:1996:ZC2072, RvdW 1996, 112C (Van den Biggelaar c.s./Dohmen en Langenberg); Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 27 maart 1996, Application no. 17488/90, ECLI:CE:ECHR:1996:0327JUD001748890, RvdW 1996, 78 (Goodwin v. The United Kingdom) Uitspraak van de Hoge Raad die in samenspraak wordt besproken met een arrest van het EHRM van 27 maart 1996 waarin is besloten dat een journalist zijn bron niet hoeft vrij te geven bij een (voorlopig) getuigenverhoor op grond van art. 10 EVRM.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1996
AA19960696

Het juiste gewicht in de schaal

C.E.H. Berger

Bijzonder nummer | Bewijs
juli 2010
AA20100499

Het juiste verstaan

Over de plaats van de hermeneutiek in een pluriforme rechtswetenschap

M.A. Loth

Is de hermeneutiek hopeloos achterhaald door de empirische en interdisciplinaire bestudering van het recht? Of is zij van blijvende betekenis voor de rechtswetenschap, en zo ja, welke is dan die betekenis? In deze bijdrage wordt betoogd dat de kern van de hermeneutiek – het regulatieve ideaal van het juiste verstaan – zowel van betekenis is voor de interpretatie van teksten, het begrijpen van menselijk gedrag, als voor het morele inzicht in wat de situatie vereist. Daarom blijft dat ideaal van betekenis voor een moderne pluriforme rechtswetenschap, dat zowel doctrinair, comparatief als empirisch onderzoek omvat.

Bijzonder nummer | Recht & taal
juli 2015
AA20150560