Resultaat 253–264 van de 12933 resultaten wordt getoond
M.B. Schuilenburg
Foto’s van hooligans en overvallers zijn te zien op beeldschermen in de stad. De beelden moeten helpen deze personen op te sporen. Marc Schuilenburg beschrijft waarom deze maatregel deel uitmaakt van een proces van securitisering. In dit proces worden steeds meer gebieden gedefinieerd vanuit het begrip veiligheid en veiligheidstechnieken ook op steeds ruimere schaal toegepast. Daarbij vraagt hij zich af of het tonen van verdachte personen op beeldschermen het onveiligheidsgevoel onder burgers juist vergroot.
Opinie | Opiniërend artikeldecember 2012AA20120919
N.B. Pannevis
Op 5 september 2019 promoveerde Niels Pannevis aan de Radboud Universiteit Nijmegen op zijn proefschrift 'Achtergestelde vorderingen'. In deze bijdrage schrijft hij over zijn onderzoek en bevindingen.
Literatuur | Proefschriftbijdragefebruari 2020AA20200212
L. de Graaf
'Het huidige stelsel van sociale zekerheid is aan herziening toe. Het is in onvoldoende mate afgestemd op de zich wijzigende maatschappelijke opvattingen en economische omstandigheden'. Zo begint de adviesaanvraag die op 25 mei 1983 aan de Sociaal-Economische Raad en de Emancipatieraad werd toegezonden. In deze ene zin worden al twee redenen genoemd waarom ons stelsel van sociale zekerheid aan herziening toe is: de veranderende maatschappelijke opvattingen en de economische omstandigheden. In de memorie van antwoord worden nog expliciet juridische redenen genoemd die bij de stelselherziening een rol spelen. Alvorens op deze drie redenen wat nader in te gaan volgt eerst een korte schets van de voorgeschiedenis.
juni 1986AA19860419
M. Schellekens
De Raad voor het Jeugdbeleid bracht in juni 1983 een commentaar uit getiteld: 'Jeugdpolitie niet naar de achtergrond'. Daarin zet zij haar standpunt uiteen met betrekking tot het voornemen van de Minister van Justitie om de Dienst Jeugdzaken van het Korps Rijkspolitie als zelfstandig onderdeel op te heffen. Dit artikel gaat in op de reorganisatieplannen van de minister, het rapport van de Raad voor het Jeugdbeleid en op de achtergronden van de Jeugdpolitie.
oktober 1983AA19830660
C. van Mierlo
In het recht kennen we individuele belangen welke door individuen gedragen worden en algemene belangen welke door de gemeenschap gedragen worden. Daarnaast wordt er al eeuwenlang (bijvoorbeeld gilden en adellijke orden voor 1800) gestreden over de vraag of er plaats is voor organisaties die groepsbelangen dragen. In de jaren 60 van deze eeuw zien we het verschijnsel belangenorganisatie in intensiteit toenemen. Dit artikel gaat over de mogelijkheden en onmogelijkheden die het recht kent voor een beroep van dergelijke organisatie op de burgerlijke rechter bij het nastreven van hun doelstellingen.
april 1985AA19850183
S.E. Bartels
Hoge Raad 22 juni 2007, nr. C06/067HR, ECLI:NL:HR:2007:BA2511, LJN: BA2511, NJ 2007, 520, m.nt. PvS (ING/Verdonk q.q.) In deze noot bij dit arrest wordt ingegaan op de problematiek rondom de inning van stil verpande vorderingen tijdens faillissement. In dit arrest wordt voortgeborduurd op het bekende Mulder q.q./CLBN (Hoge Raad 17 februari 1995, NJ 1996, 471).
Annotaties en wetgeving | Annotatiedecember 2007AA20070972
K.J. Krzeminski
Bij de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992 werd de bijzondere regeling voor verborgen gebreken afgeschaft. Een aantal schrijvers was van mening dat daarmee de banden met het Romeinse recht definitief waren verbroken. Sinds de implementatie van EG Richtlijn Consumentenkoop is deze stelling niet langer verdedigbaar.
Overig | Rode draad | Digestenseptember 2005AA20050692
Ch.E.F.M. Gielen
Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 25 januari 2007, zaak nr. C-48-05, ECLI:EU:C:2007:55 (Adam Opel/Autec) Uitleg van artikel 5 lid 1 onder a Merkenrichtlijn. Tegen gebruik van een merk kan alleen worden opgetreden, wanneer door dergelijk gebruik afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de functies van het merk. Onder gebruik van het merk voor waren in die bepaling moet worden verstaan het gebruik van het merk voor de waren door de derde tegen wie wordt opgetreden. Uitleg van artikel 5 lid 2 en art 6 lid 1 Merkenrichtlijn. Vergelijk: BMW/Deenik-arrest.
Annotaties en wetgeving | Annotatiemei 2007AA20070460
M.S. Groenhuijsen
Hoge Raad 6 maart 1990, nr. 87565, ECLI:NL:HR:1990:ZC8499, NJ 1990, 467 m.n. Sch. Ook bekend als Ademanalyse-arrest I. Dit arrest is van groot belang voor de praktijk van het verkeersrecht. De wettelijke regeling van de ademanalyse is voorshands gesauveerd, zodat de opsporing en vervolging van rijden onder invloed weer overal ter hand kan worden genomen. De betekenis van de onderhavige beslissing reikt evenwel mogelijk nog verder: de door de Hoge Raad gebezigde overwegingen leiden rechtstreeks tot de vraag naar het bestaansrecht van het vigerende gematigd-accusatoire strafgeding. Daarom vormt dit arrest wellicht een mijlpaal in de ontwikkeling van het strafprocesrecht.
Annotaties en wetgeving | Annotatiedecember 1990AA19900961
T. Luigjes
Als na het ondergaan van een vrijheidsstraf de gevangenispoort achter een vreemdeling wordt gesloten is het - ook als hij legaal in Nederland verblijft - zeer wel mogelijk dat het portier van een auto van de parket- of vreemdelingenpolitie voor hem wordt geopend, teneinde zijn uitzetting uit Nederland te effectueren. Het gepleegde strafbare feit is dan voor de overheid aanleiding geweest gevaar voor- of inbreuk op de openbare orde aanwezig te achten en de verblijfstitel in te trekken. Dit artikel gaat over de vraag of deze cumulatie van sancties, mogelijk gemaakt door de vreemdelingenwetgeving, in deze tijd nog te rechtvaardigen is.
januari 1985AA19850006
J.W. Zwemmer
Hoge Raad 19 juni 1985, nr. 22.076, ECLI:NL:HR:1985:AC8934, BNB 1986/29 (Belastingboete) Het opleggen van een administratieve boete moet worden aangemerkt als het instellen van een strafvervolging in de zin van artikel 6, lid 1, van het Verdrag van Rome.
Annotaties en wetgeving | Annotatieoktober 1986AA19860623
A.J.M. Nuytinck
Hoge Raad 5 september 1997, nr. 8940, ECLI:NL:HR:1997:ZC2420, RvdW 1997, 159 C In dit arrest en het daarbij behorende arrest is aan de orde in hoeverre twee vrouwen een kind kunnen adopteren. Volgens de verzoekers is het afwijzen van dit verzoek in strijd met art. 8, 12 en 14 EVRM. De Hoge Raad wijst het cassatieberoep af omdat deze problematiek rechtspolitieke keuzes omvat die de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaan. De Hoge Raad houdt streng vast aan het echtpaarvereiste dat nodig is voor adoptie. In de noot wordt de uitspraak geanalyseerd en wordt er ingegaan op het komende recht waar eenouderadoptie mogelijk is.
Annotaties en wetgeving | Annotatiedecember 1997AA19970870