Shop

Resultaat 1849–1860 van de 12335 resultaten wordt getoond

De Officier van Justitie als rechterlijke autoriteit?

R. de Bruijn

Het Europese Hof- en de Europese Commissie voor de Rechten van de mens hebben een aantal voorwaarden geformuleerd waaraan een rechterlijke autoriteit moet voldoen. In dit artikel wordt bekeken in hoeverre de Nederlandse Officier van Justitie (OvJ) als rechterlijke autoriteit is aan te merken. Hiertoe worden de posities en het optreden van de OvJ aan de in de Europese jurisprudentie ontwikkelde voorwaarden getoetst. Ook worden enkele suggesties voor de toekomst gedaan.

Verdieping | Studentartikel
december 1989
AA19890973

De omkeringsregel(s)

D. Kaandorp

Voor het toewijzen van een vordering tot schadevergoeding dient causaal verband te bestaan tussen de onrechtmatige daad of wanprestatie en de schade. In sommige gevallen is het voor de gedaagde ook moeilijk te bewijzen dat causaal verband ontbreekt. Het winnen of verliezen van de zaak hangt dan af van de vraag op wie de bewijslast rust. In dit artikel wordt ingegaan op de door de Hoge Raad ontwikkelde regel(s) op basis waarvan de bewijslast in plaats van op de eiser, op de gedaagde komt te rust.

Verdieping | Studentartikel
november 2001
AA20010836

De omvang van de rechtsstrijd in het hoger beroep in civiele zaken

F.J.H. Hovens

Binnen het burgerlijk procesrecht neemt het procesrecht in hoger beroep een bijzondere plaats in. Waar het deel uitmaakt van het algemene procesrecht, zijn de algemene regels en beginselen van toepassing. In de praktijk is daarnaast een veelvoud van bijzondere regels ontwikkeld, die specifiek zien op de appelaspecten. Met name het zogeheten grievenstelsel en de devolutieve werking van het appel springen daarbij in het oog en zorgen in de praktijk soms voor problemen. Die bijzondere aspecten staan in deze bijdrage centraal. Daarnaast wordt enige aandacht besteed aan het hoger beroep in het algemeen en aan mogelijke alternatieven voor ons Nederlandse stelsel van het civiele appelrecht.

Overig | Rode draad | Rechstmiddelen | Verdieping | Studentartikel
februari 2001
AA20010074

De omvang van een memorie

A.C. van Schaick

Post thumbnail Door een aanpassing van de civielrechtelijke procesreglementen van de gerechtshoven is de lengte van een processtuk dat in een appelprocedure wordt ingediend, sinds 1 april 2021 niet meer de exclusieve zaak van de advocaat. Een aantal advocaten heeft in kort geding gevorderd dat de maatregel wordt ingetrokken dan wel opgeschort. Maar het kort geding dient het belang van de rechterlijke macht, de advocatuur en de rechtzoekende niet.

Opinie | Opiniërend artikel
september 2021
AA20210804

De omvang van het geding (Digitaal boek)

R. de Bock

Post thumbnail De bestuursrechter toetst of een besluit rechtmatig is. Art. 8:69 Awb geeft nadere uitwerking aan de inhoud en de omvang van de toetsing. De jurisprudentie over art. 8:69 Awb in kaart gebracht en gestructureerd.

9789069165172 - 04-06-2004

De onafhankelijkheid van de (beginnende) advocaat

D.J.B. de Wolff

Post thumbnail Van advocaten wordt verwacht dat zij zich onafhankelijk opstellen: onafhankelijk van de klant, maar ook van hun werkgever. Onafhankelijkheid is een kernwaarde van de advocatuur. Beginnende advocaten kunnen zich niet verschuilen achter een instructie van het kantoor, maar moeten zelf beroepsethische afwegingen maken.

Perspectief | Perspectiefartikel
november 2019
AA20190904

De onafhankelijkheid van de internationale strafrechter

G.K. Sluiter

Post thumbnail Ik beperk mij tot een korte verkennende analyse van een aantal problemen ten aanzien van de onafhankelijkheid van de internationale strafrechtspraak. Deze problemen betreffen niet alleen het gebrek aan onafhankelijkheid, maar ook een te grote onafhankelijkheid, als mogelijke bedreiging voor een effectieve en eerlijke internationale strafrechtspleging. Deze analyse kan alleen verkennend zijn, omdat een evenwichtige toetsingsmaatstaf niet kan worden gegeven. Ik beperk mij tot drie kwesties: de relatie tot de Veiligheidsraad (paragraaf 3), de wetgevende activiteiten van de internationale strafrechter (paragraaf 4), en het afleggen van verantwoording (paragraaf 5). Enige inleidende opmerkingen wijd ik aan de positie van de internationale strafrechtspraak in de internationale rechtsorde (paragraaf 2).

Verdieping | Studentartikel
april 2008
AA20080272

De onbepaaldheid van het bepaaldheidsvereiste: ING v de Curator c.s. en Lira v Ziggo c.s. in perspectief geplaatst

Th.C.J.A. van Engelen

Hoge Raad 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:590, IEPT20200403, NJ 2020/152 (ING v de curator c.s.) (raadsheren: C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh; conclusie A-G E.B. Rank-Berenschot) en Hoge Raad 2 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1548 (Lira v Ziggo) (raadsheren: C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff; conclusie A-G B.J. Drijber)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2021
AA20210284

De onbevoegde officier van justitie (De Staat & Van Hilten-M.)

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 11 oktober 1991, nr. 14302, ECLI:NL:HR:1991:ZC0360, RvdW 1991, 218, AB 1992, 62, nt. FHvdB (De Staat & Van Hilten/M.) Arrest van de Hoge Raad en bijbehorende noot over de aansprakelijkheid van de Staat voor het onrechtmatig handelen van een officier van justitie én diens persoonlijke aansprakelijkheid. De rechtbank overwoog, dat nu de officier van justitie een beperking heeft bevolen die het vrij verkeer tussen verdachte en raadsman belemmert, welke beperking alleen door de R-C bevolen kan worden, de officier van justitie naast de Staat persoonlijk aansprakelijk is. De Hoge Raad oordeelt dat het handelen van de officier van justitie als een onrechtmatige daad van de Staat heeft te gelden en daarmee laat zij het oordeel van de rechtbank in stand. Wat betreft het oordeel van de rechtbank dat de officier van justitie persoonlijk aansprakelijk is voor het overschrijden van diens bevoegdheden, laat de Hoge Raad het oordeel van de rechtbank niet in stand. De Hoge Raad overweegt dat voor persoonlijke aansprakelijkheid van een officier van justitie slechts plaats ia als de officier een persoonlijk verwijt van het onrechtmatig handelen kan worden gemaakt. In het onderhavige geval is dat volgens de Hoge Raad niet het geval nu de stand van de literatuur en jurisprudentie ten aanzien van de overschreden bevoegdheid niet duidelijk is uitgekristalliseerd. In de noot wordt dieper ingegaan op de civielrechtelijke aspecten van de uitspraak zoals de aansprakelijkheid voor fouten van werknemers.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1992
AA19920792

De onder uitsluitingsclausule verkregen grond en de daarop gebouwde nieuwe woning: nominaliteitsleer of beleggingsleer?

A.J.M. Nuytinck

Hoge Raad 15 februari 2008, nr. C06/262HR, ECLI:NL:HR:2008:BC1856, LJN: BC1856, NJ 2008, 110 In deze zaak die is terechtgekomen bij de Hoge Raad is aan de orde in hoeverre een man na de scheiding kan meedelen in de waardestijging van een huis dat privé-eigendom is van zijn ex-vrouw maar dat met gemeenschappelijk geld is gebouwd. De vraag is hierbij of de nominaliteitsleer of de beleggingsleer geldt. In de noot wordt ook dieper ingegaan op nieuwe wetgeving waarin de beleggingsleer verankerd is.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 2008
AA20080628

De ondergang van het verlofstelsel in strafzaken

J.S. Nan

Post thumbnail Sinds 2007 kunnen kleine strafzaken in hoger beroep aan de poort worden afgedaan via een beslissing van de voorzitter van het hof. Sprake is van een verlofstelsel. Als – kort gezegd – naar het oordeel van de voorzitter een behandeling van de zaak niet in het belang van een goede rechtsbedeling is, wordt het hoger beroep buiten behandeling gelaten (art. 410a Sv). De achterliggende gedachte was dat zo capaciteit bespaard kon worden. De praktijk bleek echter weerbarstig en het verlofstelsel zal een stille dood sterven.

Blauwe pagina's | Verdraaid recht
april 2024
AA20240284

De ondertoezichtstelling herzien – snellere bemoeienis met meer rechtswaarborgen

M.R. Bruning

Post thumbnail De overheid bemoeit zich met gezinnen als er zorgen bestaan over de ontwikkeling van een minderjarige en vrijwillige hulp geen optie (meer) is. In deze bijdrage wordt, aan de hand van de voorstellen met betrekking tot de ondertoezichtstelling in het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen – momenteel aanhangig in de Eerste Kamer – geschetst dat snel(ler) ingrijpen in gezinnen om kinderen te beschermen in het huidige klimaat belangrijker is geworden in verhouding tot het recht op een ongestoord gezinsleven. Daarbij worden verschillende voorstellen tot wijziging van de huidige regeling van ondertoezichtstelling kritisch besproken.

Verdieping | Verdiepend artikel
november 2011
AA20110779

Resultaat 1849–1860 van de 12335 resultaten wordt getoond