Shop

Kosteloze rechtsbijstand voor vreemdelingen

H. Camps

In 1976 is door de regering het wetsontwerp Uitbreiding rechtsbescherming en rechtsbijstand vreemdelingen ingediend. Tot op heden is dit wetsontwerp in de fase van het eindverslag blijven steken. In dit wetsonderwerp  worden onder andere een aantal wijzigingen voorgesteld om te komen tot een betere rechtsbijstandsvoorziening voor vreemdelingen. De vraag dringt zich op in hoeverre vreemdelingen, dat wil zeggen minderheden zonder de Nederlandse nationaliteit op dit moment recht hebben op kosteloze rechtsbijstand. In dit artikel wil ik deze vraag beantwoorden, de rechtsbijstandsmomenten die liggen besloten in de Vreemdelingenwet en de Uitleveringswet opsommen, ingaan op de rechtsbijstandsvoorziening bij de inbewaringstelling en ruime aandacht schenken aan het wetsontwerp Uitbreiding rechtsbescherming en rechtsbijstand vreemdelingen.

oktober 1981
AA19810596

Het schijnhuwelijk tussen vreemdelingenrecht en gelijkberechtiging van vrouwen

J.J. Bolten

De meeste buitenlandse vrouwen die tot verblijf in Nederland zijn toegelaten, danken hun toelating aan de zogenoemde gezinshereniging met hun reeds eerder hier te lande verblijvende echtgenoot. Met de afhankelijke verblijfstitel van deze vrouwen bezegelt het vreemdelingenbeleid de afhankelijkheid die de maatschappelijke positie van gehuwde vrouwen nog steeds veelal kenmerkt. Terwijl de gezinseenheid in Nederland langzaam maar zeker haar alleenzaligmakend aureool verliest, ook in het recht, blijft het vreemdelingenrecht haar pleitbezorger wanneer het aan de verbreking van hel gezinsverband gevolgen verbindt ten aanzien van de voortzetting van het verblijf. Om met de jurist te spreken: hinc lacrimae! Dat de Nederlandse overheid een allesbehalve permissief toelatingsbeleid voert mag bekend verondersteld worden, maar dat de ‘permissive society’ vreemdelingen buitenshuis behoeft niet als een logische consequentie gezien te worden. In de volgende uiteenzetting zal eerst het recht op gezinshereniging in Nederland geplaatst worden regen de achtergrond van verdragen, van hel systeem der Vreemdelingenwet en van de administratieve praktijk. In het tweede gedeelte wordt de opheffing van het afhankelijk verblijfsrecht onderzocht, waarbij de positie van de buitenlandse vrouwen centraal staat, terwijl meer zijdelings aandacht geschonken wordt aan de tweede generatie. Tenslotte wordt de afhankelijke verblijfstitel besproken als product van een beleid dat onder meer als grillig en ondoelmatig moet worden gekwalificeerd. Aan conclusies valt niet te ontkomen.

oktober 1981
AA19810603

Overzicht van sociaal recht voor buitenlanders

A. van der Sman

Dit artikel biedt een inventarisatie van de positie van de vreemdeling in het sociaal recht. Gezien de veelomvattendheid van deze materie kan van volledigheid geen sprake zijn. Bij deze inventarisatie ben ik uitgegaan van de veronderstelling dat de betreffende wetgeving, zoals deze voor Nederlanders geldt, bekend is. Vreemdeling is, tenzij anders vermeld in dit artikel, synoniem met de vreemdeling die aangewezen is op arbeid om in zijn levensonderhoud te voorzien. Sociaal Recht heeft nog geen strak omschreven definitie. Enkele schrijvers laten alleen de sociale verzekeringswetgeving hieronder vallen. Sociaal recht in dit artikel omvat zowel arbeid, sociale verzekeringen, bijstand als belastingen; al die zaken die direct met de inkomenspositie te maken hebben. Voor vreemdelingen is daar onmiskenbaar mee verbonden de verblijfsvergunning; reden waarom ik dat eveneens behandel. In het eerste hoofdstuk geef ik een korte schets van de geschiedenis van de vreemdelingenwetgeving in Nederland. Her tweede hoofdstuk bevat arbeidsrechtelijke regels voor vreemdelingen. Het verzekerd-zijn volgens de sociale verzekeringen is het onderwerp van her derde hoofdstuk. Het vierde hoofdstuk bevat toelichtingen en opmerkingen bij diverse sociale verzekeringswereld. Speciale aandacht besteed ik daarbij aan de begrippen ‘Passende Arbeid’ en ‘Niet-werken en de verblijfsvergunning’. Hoofdstuk vijf geeft informatie over de Algemene Bijstands Wet. Zowel het genieten daarvan als de consequenties voor de verblijfsvergunning komen aan de orde. Het zesde hoofdstuk bevat informatie over belastingen, evenzeer een belangrijke kwestie voor de inkomenspositie van buitenlanders. Daarna geef ik nog enkele slotopmerkingen.

oktober 1981
AA19810618

Eens naar huis, voorgoed naar huis? Juridische consequenties van te late terugkeer van vakantie voor de buitenlandse werknemer

E.M. Polak

In het onderstaande artikel komen de problemen en de daaruit voortvloeiende juridische consequenties aan de orde die zich kunnen voordoen als een buitenlandse werknemer te laat van vakantie terugkeert. Het probleem begint al bij het begrip ‘vakantie’: vakantie is voor de buitenlandse werknemer niet wat vakantie voor ons is. Komt de buitenlandse werknemer te laat terug, dan zal dat dikwijls verstrekkende arbeidsrechtelijke gevolgen kunnen hebben: de werkgever, vooruitlopend op dergelijke eventualiteiten, heeft soms van tevoren al maatregelen hiervoor getroffen. Aan de hand van verzamelde, merendeels ongepubliceerde, kantonrechtersjurisprudentie zal bezien worden wat de redenen voor te late terugkeer zijn, in welke gevallen te late terugkeer gebillijkt is en of de door de werkgever getroffen maatregelen de rechterlijke toetsing kunnen doorstaan. Duidelijke oplossingen zijn nog niet voorhanden. Naast incidentele oplossingen door rechterlijke uitspraken, worden sinds kort ook van werkgevers- en werknemerszijde initiatieven ontplooid. Het probleem wordt in elk geval door alle betrokkenen onderkend.

oktober 1981
AA19810627

De juridische positie van de Surinamer

H. Fernandes Mendes

Er zijn weinig landen waar Nederland meer contacten mee onderhoudt dan met Suriname. Suriname is het enige land (behoudens wellicht een deel van België) buiten het Koninkrijk waar het Nederlands de officiële voertaal is. Ongeveer een derde van de Surinaamse bevolking heeft ziel, in Nederland gevestigd. Deze en nog enkele oorzaken geven aanleiding om in dit nummer aan de Surinamer enige aandacht te wijden.

oktober 1981
AA19810636

Problemen bij de uitvoering van het minderhedenbeleid

P. Lin A Njoek

Ad-hoc maatregelen, ingrijpen waar zich problemen manifesteren, verschillende interdepartementale ambtelijke commissies en verschillende ministers als coördinator voor de verschillende etnische groepen, zo zou men tot 1980 het regeringsbeleid ten aanzien van etnische minderheden, allochtonen, immigranten of hoe je ze ook wilt noemen, kunnen schetsen. Een, bij nader inzien, onjuiste gedachte met betrekking tot de aanwezigheid van leden van etnische groepen heeft er aan ten grondslag gelegen. Want als je denkt dat deze mensen tijdelijk hier aanwezig zullen zijn, hoef je ook geen maatregelen te treffen: Nederland was en mocht geen immigratieland worden. Het minderhedenvraagstuk werd toen als een lastig welzijnsprobleem beschouwd dus ging alles maar naar CRM tot aan zaken als arbeidsproblemen toe. De betrokkenheid van andere ministeries was, ondanks vergeefse pogingen van CRM, gering, omdat zij het vraagstuk van de etnische minderheden als een ‘ondergeschikt probleem’ kwalificeerden. Over een ondergeschikt probleem wordt nu niet meer gerept. Sinds de publicatie van het rapport Etnische Minderheden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), waarin de Raad aandacht heeft gevraagd voor wijziging en intensieve aanpak van het minderhedenbeleid, zijn de betrokkenen bij de beleidsvorming bezig een algemeen minderhedenbeleid van de grond te krijgen. Er werd een coördinerend ministerie aangewezen en een nieuwe coördinatiestructuur op poten gezet waardoor er horizontaal en verticaal druk ge(re)organiseerd moest worden en studies werden aangekondigd. In april 1981 is de eerste minderhedennota van de regering verschenen, die de fundamenten voor een minderhedenbeleid aangeeft.

oktober 1981
AA19810647

Legitimatie van positieve discriminatie. Twee redeneerpatronen

B.P. Sloot

De sociale verhouding tussen blanken en zwarten in de Verenigde Stalen van Amerika heeft de rest van de westerse wereld voortdurend gefascineerd. Het schrille contrast tussen het Amerikaanse gelijkheidscredo en de verwerkelijking ervan voor met name het zwarte deel van de bevolking heeft bij ons, sympathiserende buitenstaanders, gevoelens van verontwaardiging opgeroepen. Sprak dominee Martin Luther King, de belangrijkste voorvechter in de strijd om de gelijkberechtiging van zwarte Amerikanen, immers niet enorm tot onze verbeelding? Zou de traditionele belangstelling voor het lot van de zwarten in de Verenigde Staten op zich zelf al een kennisneming van de recente ontwikkelingen op dit gebied rechtvaardigen de verandering in de positie van minderheidsgroeperingen in ons eigen land maakt een dergelijke kennisneming noodzakelijk. De reden daarvoor is dat zich in toenemende mate overeenkomsten gaan vertonen tussen de posities van minderheden in de Verenigde Staten en in Nederland. Op de eerste plaats wordt erkend dat de inburgering van minderheden in Nederland grote problemen oproept. Vervolgens is komen vast te slaan dat het verschijnsel van discriminatie ook binnen onze landsgrenzen op ruime schaal voorkomt. Op de derde plaats wordt in toenemende mate een beroep gedaan op juridische middelen om discriminatie te bestrijden. De aanscherping van artikel 429 quater van het Wetboek van Strafrecht is daar het laatste voorbeeld van. Zo’n juridische benadering van wat in feite een sociaal-politiek probleem is, is een typisch Amerikaanse manier van doen. Ten slotte wordt de toenemende overeenkomst lussen beide landen inzake de rassenproblematiek nog eens versterkt doordat in Nederland de in Amerika zeer controversiële praktijk van positieve discriminatie door de wet wordt toegelaten. Op dit verschijnsel van positieve discriminatie zoals dat in de Verenigde Staten tot stand is gekomen en op de vragen die het daar heeft opgeroepen wordt in dit artikel nader ingegaan.

oktober 1981
AA19810655

Het komen en gaan van vreemdelingen

H. Prins

Wie zich verdiept in de literatuur die in de afgelopen 20 jaar verschenen is over het minderhedenvraagstuk, krijgt de indruk dat het toelatingsbeleid zowel de oorzaak voor het minderhedenprobleem is, alswel de voorwaarde voor het oplossen ervan. Het toelatingsbeleid van de jaren ’60 heeft geleid tot de komst van veel buitenlanders naar Nederland. De verandering van het beleid als reactie daarop, zal de hoofdmoot zijn van dit artikel. Toelatingsbeleid is een complex geheel. Vreemdelingen komen op verschillende gronden Nederland binnen, familieleden op grond van humanitaire overwegingen, vluchtelingen op grond van het Vluchtelingenverdrag en het verlenen van vergunningen en vluchtelingen met een zogenaamde B-status op grond van humanitaire overwegingen om er maar enkele te noemen. In dit artikel zal ik alleen de vergunning tot verblijf van de buitenlandse werknemer - ook wel de ‘mediterrane vreemdeling’ genoemd - en de daarmee samenhangende problemen behandelen. Aan het slot komt een betrekkelijk nieuw aspect van het minderhedenbeleid aan de orde. In 1975 is men bij wijze van experiment begonnen met het zogenaamde terugkeerprojecten-programma. Dat had als doel de werkgelegenheid in de landen van herkomst zodanig te stimuleren dat buitenlandse werknemers daar naar terug konden keren. Wat dat opleverde zal aan de hand van het evaluatierapport ‘Terug naar een nieuw begin’ behandeld worden.

oktober 1981
AA19810664

Artikel 3.4.2.3.a Nieuw BW: Het nieuwe zakelijke recht op retro-overdracht?

P. Cronheim

Aan de hand van een vergelijking met de revindicatie ex art. 2014 lid 2 BW zal in dit artikel onderzocht worden, of de kwalificatie ‘persoonlijk recht’ op juiste gronden aan het recht op overdracht van art. 3.4.2.3a lid 2 NBW gegeven is.

september 1981
AA19810465

Haastige spoed bij de totstandkoming van de wet twee-fasenstruktuur

D. Backx

Onderwijs
september 1981
AA19810475

Juristen vrij

De beroepsgroep juristen van Amnesty International

Juristen gewetensgevangenen Dr. Jorge Mario Domingo Marco, 44, was lid van de Peronistische Beweging in Argentinië. Als advocaat voerde hij vaak de verdediging van politieke gevangenen. 11 november 1974 werd hij gearresteerd te Catamarca. In augustus 1974 was hij lid geweest van een commissie van advocaten en internationale organisaties die een onderzoek deed naar beweringen dat een groep gevangenen door het leger zou zijn doodgeschoten. In het rapport dat de commissie uitbracht werd verklaard dat de lichamen van de gevangenen de sporen van kogelgaten en martelingen vertoonden. Dr. Marco werd gearresteerd tijdens de verdediging van een cliënt voor de rechtbank, in dezelfde maand als waarin het rapport verscheen. Momenteel wordt hij gevangen gehouden in de La Plato gevangenis. Er zijn aanwijzingen dat het met zijn gezondheid slecht gesteld is en dat hij geopereerd dient te worden wegens een hersenbloeding. Hij heeft een visum voor Zwitserland, maar het recht van vrijwillige ballingschap ( derecho de opción) wordt hem geweigerd.

september 1981
AA19810479

Reaktie op: Politie-optreden – Rechten plattreden

N. Leeman

Onder bovenstaande veelzeggende titel ontvouwde R. Tiemessen in AA 30 (1981) 7 p. 346 e.v. een aantal gedachten over de schending van mensenrechten ten gevolge van politieoptreden. De schrijver sluit zijn bijdrage af met de eveneens veelzeggende verzuchting: ‘De politie beschermt ons maar wie beschermt ons tegen de politie?’

Opinie | Reactie/nawoord
september 1981
AA19810481