Shop

Naschrift op: Plakverordening Dordrecht – een reactie

F.H. van der Burg

Opinie | Reactie/nawoord
november 1981
AA19810721

Beantwoording rechtsvraag (129) Strafprocesrecht

E. Friederichs

Rechtspositie van ‘beperkten’ in huizen van bewaring

Perspectief | Rechtsvraag
november 1981
AA19810722

Rechtsvraag (131) Luchtrecht

I.H.Ph. Diederiks-Verschoor

Vervoer van goederen. Aflevering later dan toegezegd. Aansprakelijkheid van partijen.

Perspectief | Rechtsvraag
november 1981
AA19810728

Rechtsvraag (132) Luchtrecht

H.A. Wassenbergh

Vervoer van van misdrijven verdachte personen. Eis tot onmiddellijke onderbreking van de vlucht en uitlevering van verdachten

Perspectief | Rechtsvraag
november 1981
AA19810728-2

Rechtsvraag (133) Sociaal recht

L. d’Anjou

Arbeider is het oneens met het oordeel van het GAK dat hij weer genezen is. Weigering tot werkhervatting leidt tot ontslag op staande voet

Perspectief | Rechtsvraag
november 1981
AA19810729

Minderhedenbeleid in een onwillig immigratieland

C.A. Groenendijk

oktober 1981
AA19810531

De strafrechtelijke bestrijding van rassendiskriminatie

J. Hoens

In dit artikel wordt bekeken in hoeverre de Nederlandse samenleving juridisch het verbod om naar ras te discrimineren heeft erkend. In Nederland is en wordt aan dit verbod voor het grootste gedeelte vorm gegeven in het strafrecht. Allereerst wordt beschreven wát dat verbod inhoudt en welke handelingen worden verboden. Vervolgens hoéver dat verbod gaat. Ten derde zal worden weergegeven hoé het verbod wordt gehandhaafd. Deze drie punten worden behandeld naar aanleiding van het verdrag, de wetswijzigingen die daar uit voort vloeiden in 1971 en de recente verandering van artikel 429 quater Sr. Tenslotte wordt een belangrijke zwakke plek van de strafrechtelijke benadering van rassendiscriminatie belicht. Daarmee wordt gedoeld op de rol die daarin aan het slachtoffer is toebedeeld. Voor de oplossing van zijn probleem is het slachtoffer namelijk afhankelijk van het functioneren van het strafrechtelijk apparaat.

oktober 1981
AA19810547

Recht en Rassendiskriminatie in de praktijk

Jongeren Organisatie Sarnami Hai

oktober 1981
AA19810558

Grondrechtenbescherming en allochtonen

L. Soumete

In dit stuk zal aandacht worden besteed aan de vraag, welke bijdrage de grondrechtenbescherming levert aan een oplossing dan wel aan de discussies omtrent het minderheden- of allochtonen ‘vraagstuk’ in Nederland. De rode draad in deze bijdrage vormt de schets van hel beginsel van gelijkheid voor de wet, zoals neergelegd in art. 4 lid 1 GW. Als casus van waaruit dit beginsel wordt benaderd, heb ik genomen het spreidingsbeleid van de gemeente Rotterdam. De rechtvaardiging van de casusbehandeling ligt mijns inziens in de eerste plaats hierin dat Rotterdam, ondanks de vernietigingsbesluiten van de Kroon in 1974, dit beleid in zijn beginselen heeft gehandhaafd. In de tweede plaats heeft de gemeente Rollerdam de voortrekkersrol toebedeeld gekregen, juist door haar ‘volharding’ in het beleid terwijl andere - grote en kleine - gemeenten met gespannen verwachting toezien. Ik heb mijn stuk derhalve gesplitst in een aantal onderdelen: - aard van de grondrechten in het algemeen - grondrechtenbescherming en allochtonen - beginsel van gelijke bescherming - het spreidingsbeleid van Rotterdam - samenvatting en conclusie.

oktober 1981
AA19810561

Woonruimteverdeling en onderbedeling; etnische minderheden op de woningmarkt

M.A. Loth

Onderwerp van dit artikel is de huisvesting van etnische minderheden in Nederland. Het is de bedoeling om in een rechtssociologische benadering enerzijds een feitelijke beschrijving te geven van de problemen waarmee allochtonen op de woningmarkt kampen, anderzijds aan te duiden in hoever het recht daarin een rol speelt. Deze probleemanalyse gaat uit van twee veronderstellingen. In de eerste plaats wordt de volkshuisvesting gezien als een verdelingsvraagstuk; het schaarse goed woonruimte staat hierbij centraal. Men spreekt ook wel van een ‘zero sum game’; wat de een wint, verliest een ander, de som is altijd nul. Zowel uit een oogpunt van budgettaire realiteitszin, als uit een oogpunt van wetenschappelijke vraagstelling, is het opportuun uit te gaan van de bestaande woningvoorraad. De mogelijkheid van uitbreiding wordt, bij wijze van ceteris paribus clausule, uitgesloten. Het blijft natuurlijk een desideratum van de eerste orde. In de tweede plaats wordt verondersteld dat de uitkomst van de verdeling van woonruimte de resultante is van de werking van de woningmarkt in het algemeen, en de distributie van overheidswege in het bijzonder. De onderlinge samenhang van beide niveau's komt hieronder nog aan de orde. Vanuit dit uitgangspunt wordt onderzocht wat de positie van etnische minderheden op de woningmarkt is. Of anders geformuleerd: hoe groot hun deelname in het zero sum game is. Daartoe worden in 1 achtereenvolgens de algemene en bijzondere problemen van allochtonen op de woningmarkt, en het overheidsbeleid terzake, beschreven. Vervolgens komt in 2 de woningdistributie aan de orde, haar functioneren en betekenis voor de problemen van etnische minderheden. Tot slot wordt in 3 getracht de resultaten in een model samen te vatten, om van daaruit een desideratum te formuleren. In de titel ligt de uitkomst van het verdelingsproces voor etnische minderheden al besloten. Nergens werd het treffender geformuleerd als in ‘schone mensen in schone woningen, vuile in vuile ... ’.

oktober 1981
AA19810573

Meekiezen is meetellen

B. Willemsen

In ons land wonen enkele honderdduizenden mensen die de Nederlandse nationaliteit niet bezitten. Dat betekent onder meer dat ze niet deel kunnen nemen aan het bestuur van het land, omdat ze geen kiesrecht hebben. Dit artikel handelt over dit ontbrekende recht. Begonnen wordt met een beschrijving van de bestaande situatie; daarbij komen ook de bestaande regelingen voor het niveau onder de gemeenteraad aan de orde. Vervolgens wordt de aanhangige Grondwetswijziging, die het kiesrecht voor niet-Nederlandse ingezetenen mogelijk gaat maken, besproken. De zaak, die daarna aan de orde komt, is het gebruik van het kiesrecht door Nederlanders op een wijze waardoor het in het nadeel van (groepen) buitenlanders werkt. In de conclusie worden tenslotte enkele voorstellen voor een toekomstig beleid geformuleerd.

oktober 1981
AA19810580

Etnische minderheden en internationaal familierecht

R. Kotting

Bij het doorkijken van de jurisprudentie over het internationaal familierecht springt er één ding in her oog: de hoeveelheid. In de loop van de laatste tien jaar is het aantal zaken met een internationaal karakter sprongsgewijze toegenomen en zij horen, bij de meeste rechtbanken, tot de dagelijkse case-load. Wie zich met vragen van familierecht bezighoudt, krijgt met het internationaal privaatrecht te doen. Dat geldt voor advocatuur, notariaat en burgerlijke stand, maar ook voor instellingen als de raden voor kinderbescherming, de belastingdienst en de administraties van sociale verzekeringswetten. Nog iets valt op, zeker de laatste tien jaren: de herkomst van de procespartijen. Die heeft een drastische verschuiving naar de ontwikkelingslanden ondergaan, vooral de mediterrane. Bovendien komt het, bij echtparen, steeds meer voor dat man en vrouw uit hetzelfde land afkomstig zijn. De veranderde samenstelling van de bevolking van Nederland werkt door in alle rakken van het recht. Ook het internationaal privaatrecht, dat toch van huis uit op buitenlandse problemen is gericht, blijft daarbij niet buiten schot. Hierbij gaat het vooral om het internationaal familierecht. Na een korte beschrijving van de werkwijze van het ipr (2) wordt de aandacht op het internationaal familierecht gericht (3); etnische minderheden en internationaal familierecht vormen het slot (4).

oktober 1981
AA19810586