Verdieping
Resultaat 589–600 van de 1080 resultaten wordt getoond
Het zwijgrecht in het nadeel van de verdachteImplicaties van de op Britse leest geschoeide ‘adverse inferences’-rechtspraak van het EHRM voor de Nederlandse strafrechtspleging
Implicaties van de op Britse leest geschoeide ‘adverse inferences’-rechtspraak van het EHRM voor de Nederlandse strafrechtspleging
F.P. Ölçer
Momenteel wordt actief discussie gevoerd over een bepaalde vorm van beperking van het zwijgrecht van de verdachte in strafzaken, waarbij het gegeven dat de verdachte zwijgt tot nadeel leidt in het kader van de bewijsbeslissing. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft al vrij lang geleden toetsingsmaatstaven ontwikkeld voor een dergelijke omgang met het zwijgrecht, maar het van toepassing zijnde kader is ingewikkeld en op verschillende punten vatbaar voor verschillende interpretaties. Bovendien is opvallend dat de rechtspraak van het EHRM vooral georiënteerd is op het Britse systeem, hetgeen ook aanleiding geeft, in het licht van de mogelijkheid dat in Nederland sprake is van in ieder geval groeiende belangstelling voor de optie van nadeel verbinden aan het zwijgen, de Straatsburgse eisen gedetailleerd in beschouwing te nemen.
Advertorial
PAO cursus Actuele ontwikkelingen in het straf(proces)recht
Verdieping | Verdiepend artikel
december 2021
AA20211079
Resultaat 589–600 van de 1080 resultaten wordt getoond






De machtsverdeling binnen de trias politica is een belangrijk uitgangspunt in de inrichting van het Nederlandse staatsbestel. Inmiddels zijn er zorgen over de wijze waarop ingrijpende technologische ontwikkelingen de traditionele machtsbalans onder druk zetten. Een concrete aanleiding is de mate waarin de uitvoerende macht vooroploopt bij het gebruik van nieuwe technologieën zoals digitale (geavanceerde) algoritmes. In dit artikel laten we zien dat een succesvolle handhaving van de trias politica een nauwe samenwerking vergt tussen de domeinen van technologie, politiek, ethiek en recht. De inzet van deze samenwerking is niet alleen om te voorkomen dat technologie zich ontwikkelt tot een vierde macht buiten de trias, nog belangrijker is dat een poging wordt gedaan om technologie te laten bijdragen aan een goede werking van de trias en de inrichting van een rechtvaardige samenleving.
Waarom inzichten uit de cognitieve neuropsychologie aantonen dat wetgeving niet moet worden gebaseerd op wantrouwen en dat de huidige wetgeving schade toebrengt aan hersenen en gedrag van mensen in armoede.
Tunnelvisie kan leiden tot een rechterlijke dwaling. Bij de actoren binnen opsporing en vervolging is veel onderzoek gedaan naar tunnelen. De zittende magistratuur lijkt daarbij buiten schot te zijn gebleven. De onderhavige studie is een eerste poging daar structureel naar te kijken. Rechters blijken verschillende opvattingen te hebben over hun taak als actieve rechter, zoals bijvoorbeeld het onderzoeken van alternatieve scenario’s.
In 2017 publiceerde Ars Aequi een artikel van deze auteur waarin de juridische implicaties van commerciële ruimtemijnbouw en de plannen van ondernemingen om grondstoffen van de maan en asteroïden te ontginnen en commercialiseren werden uiteengezet. Sindsdien is er veel gebeurd en daarom is het tijd voor een update. Dit artikel schetst de huidige status van de zoektocht naar ruimtehulpbronnen en gaat in op de recente ontwikkelingen op juridisch en beleidsmatig gebied.
Eerder dit jaar sprak het Hof van Justitie zich nader uit over het fenomeen ‘misbruik van Unierecht’ in de directe belastingen. Het Hof van Justitie lijkt een route te zijn ingeslagen van ambiguïteit, rechtsonzekerheid en uiteindelijk een willekeurige belastingheffing. Niet langer kan worden vastgesteld wanneer misbruik precies aan de orde is. Dit ondermijnt de systeemintegriteit en rechtsstatelijkheid van de internationale winstbelastingstelsels van de EU-lidstaten.
Over de wenselijkheid en noodzakelijkheid van rechterlijke toetsing van hoge transacties is de afgelopen jaren veel geschreven. Dit artikel beziet de vraag vanuit een ander perspectief. Hoe moet het wegvallen van de eis van ministeriële toetsing van hoge transacties ten behoeve van het invoeren van een eis van rechterlijke toetsing worden geduid in het licht van de politieke verantwoordelijkheid van de minister van Justitie voor het Openbaar Ministerie?