I.J.E.H.C. Degeling, W.F.C. van Megen
Artikel 19, lid 3 van de Grondwet bepaalt dat het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid erkend wordt, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. In de praktijk blijkt echter dat oudere werknemers, vooral diegenen die 65 jaar of ouder zijn allerlei factoren ontmoeten, die het functioneren op en de toegang tot de arbeidsmarkt belemmeren. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het standaard beëindigen van het dienstverband bij de 65ste verjaardag, gedwongen VUT-regelingen en het uitsluiten van 65+-ers van het recht op minimumloon. De argumenten welke het uitsluiten van ouderen moeten rechtvaardigen, lijken verdacht veel op die welke in een niet al te lang achter ons gelegen verleden gebruikt werden tegen de toetreding van gehuwde vrouwen op de arbeidsmarkt. Deze argumenten zijn voornamelijk terug te voeren op de aanwezigheid van ander inkomen dan het inkomen uit arbeid. In het navolgende stuk willen wij een aantal belemmeringen nader belichten en nagaan of deze wel zo onoverkomelijk zijn als wel wordt verondersteld. Tevens zal enige aandacht besteed worden aan voor ouderen relevante CAO-bepalingen.
Bijzonder nummer | Ouderenrecht
oktober 1988
AA19880686