Bijzonder nummer

Resultaat 121–132 van de 465 resultaten wordt getoond

De minister en zijn procureurs-generaal kunnen de pot op. Over rechtspreken en recht praten

W.A. Wagenaar

Het resultaat van rechtspsychologisch onderzoek leidt zelden tot een wijziging van de wet; wel tot aanbevelingen en richtlijnen van het College van procureurs-generaal, of tot Ministeriële Besluiten. Het gaat veelal over uiterst relevante problemen, maar de praktijk leert dat rechters zich vaak niets aantrekken van zulke oekazes, onder het argument dat zij alleen met de wet te maken hebben. Het Openbaar Ministerie ziet hierin een aanmoediging om zich ook niet aan de regels te houden en de politie spant zich tenslotte ook niet meer in als er kennelijk geen prijs op wordt gesteld. Een aantal inmiddels beruchte strafzaken dankt hieraan het gebrek aan kwaliteit dat door A-G Jörg onlangs aan de kaak is gesteld.

Bijzonder nummer | Krom~recht, over misstanden in het recht
juli 2005
AA20050605

De mogelijke rol van de rechtseconomie in de moderne rechtsstaat

B. Hessel

In dit artikel geeft de auteur op beknopte wijze zijn opvattingen weer over de rol van de rechtseconomie in de rechtsstaat. Daarbij gaat de auteur uit van diens eigen visie en vakgebied, het economisch publiekrecht. De auteur pleit tegen een verabsolutering van de rechtseconomie en wijst daarbij op de gevaren als de rechtseconoom de jurist overruled. Daarnaast plaatst de auteur als relationist enige kanttekeningen bij het neo-klassieke marktmodel van de School of Chicago.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900645

De ongekende opleving van het noodrecht in de coronacrisis

Over de inzet van noodverordeningen en staatsnoodrecht ter infectieziektebestrijding

A.J. Wierenga

Post thumbnail Ons infectieziektebestrijdingsrecht bleek na de uitbraak van het coronavirus al snel volstrekt ontoereikend voor de noodzakelijk geachte maatregelen. De juridische queeste naar aanvullende bevoegdheden resulteerde uiteindelijk in een speciale coronawet. In langdurige afwachting van die wet werd intensief gebruik­gemaakt van het gemeentelijke noodrecht om het gat te dichten. Zelfs het staatsnoodrecht werd ingezet ter infectieziekte­bestrijding. Dit uitzonderlijke gebruik van het noodrecht staat centraal in dit artikel.

Bijzonder nummer | Crisis!
juli 2021
AA20210660

De overtreffende trap van ‘gelijkheid’

M.M. Dolman

Het gelijkheidsbeginsel is niet meer wat het geweest is. Ooit was het een klassiek grondrecht als alle andere; alle burgers werden geacht gelijk te zijn voor de wet, die hen moest vrijwaren van willekeur van overheidswege. Gelijkheid was formeel; zij was een attribuut van de vrije burger. Welk gebruik hij ervan maakte en maken kon deed niet terzake. Die tijd komt nooit meer terug, en gelukkig maar. Men kan gelijkheid niet proclameren en dan menen dat zij verwezenlijkt is. Mensen zijn niet gelijk, ook niet voor het recht. Integendeel, het recht onderscheidt, dus behandelt mensen per definitie als ongelijken. Dat doet het ook waar het maatschappelijke ongelijkheden beoogt op te heffen. Immers, niet langer wordt genoegen genomen met fraaie spreuken: gelijkheid is een maatschappelijk doel, dat actief verwezenlijkt dient te worden. Welke middelen heiligt dit doel?

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910897

De paradox en het dilemma

Effecten van politie-optreden op de Zeedijk

M. Grapendaal

In dit artikel wordt de politie als afgeleide van het recht opgevoerd in een tamelijk vastomlijnd domein, namelijk de omgeving van de Zeedijk te Amsterdam. Het gebied rond de Zeedijk wordt over het alge¬meen gezien als het meest criminele stukje Ne¬derland. Niet alleen worden daar talrijke (klei¬ne) illegale drugstransacties afgesloten, maar ook behoort de gedachte dat beroving, geweld en diefstal aan de orde van de dag zijn, tot het collectieve bewustzijn. Hoe dit ook zij, warm Amsterdam lijkt bij uitstek een plek waar werk aan de winkel is voor de wetshandhavers. Met het oog op het onderwerp van deze Ars Aequi special zal in dit artikel onder andere aan de orde komen op welke manier de politie de drugsmarkt controleert, maar vooral of en in hoeverre zij erin slaagt de drugsgerelateerde vermogenscriminaliteit te beperken.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900714

De partijongelijkheid en de consequenties daarvan in een civiele procedure

J.M. van Dunné

In dit artikel wordt ingegaan op de kwaliteit van de rechtshulp in civiele zaken door advocaten waarbij de constante scholing van advocaten, ongelijkheid van procespartijen, bescherming van de zwakkere partij aan de orde komt. Ook wordt er ingegaan op de taak van de Hoge Raad en het openbaar ministerie bij de bescherming van de zwakkere partij en het nut van class actions en de action civile bij de rechtsbescherming voor de zwakkeren in de samenleving.

Bijzonder nummer | Krom~recht, over misstanden in het recht
juli 2005
AA20050545

De pijlers onder de vertrouwensbescherming van artikel 3:86 Nieuw BW

A.F. Salomons

In dit artikel zal, na een korte rechtshistorische schets, de vraag worden besproken op welke fundamenten het zakenrechtelijk vertrouwensbeginsel, belichaamd in de rechtsspreuk 'bezit geldt als volkomen titel', steunt, en in hoeverre het tot gelding komt in artikel 3:86 Nieuw BW.

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910830

De positie van de derde in het bestuursprocesrecht in het bijzonder bij het rechtstreeks beroep tegen algemeen verbinden voorschriften

H.G. Lubberdink

Het komende rechtstreeks beroep tegen algemeen verbindende voorschriften bij de bestuursrechter roept de vraag op, in hoeverre 'derden' bij de bestuursrechterlijke procedure moeten worden betrokken wanneer een besluit, houdende een algemeen verbindend voorschrift, voorwerp van geschil is. Moet dat leiden tot een megaprocedure of valt het allemaal nog wel mee?

Bijzonder nummer | De derde in het recht
mei 1997
AA19970349

De procedures in de Vreemdelingenwet 2000

B.P. Vermeulen

Bijzonder nummer | Vreemdelingenrecht | Verdieping | Studentartikel
mei 2000
AA20000384

De rechten van de europatiënt

De individuele rechten van de patiënt in Richtlijn 2011/24/EU

H. Nys

De problemen die iemand moet trotseren die welbewust de landgrens oversteekt om daar medische hulp te verkrijgen zijn niet gering. Vaak zal hij zich moeten uitdrukken in een taal die de zijne niet is. De verplaatsing, het verblijf en de geneeskundige hulp kunnen veel tijd en geld kosten. Bij die praktische moeilijkheden komt de confrontatie met vreemd recht: in beginsel is het recht van het land waar de dienstverlener is gevestigd van toepassing.3 Wie zich desondanks toch over de grens waagt, heeft daar vaak dwingende redenen voor. Zeer recent keurden het Europees Parlement en de Raad van Ministers een richtlijn goed die het vrij verkeer van patiënten beoogt te vergemakkelijken. Daarover schrijft Herman Nys in deze bijdrage.

Bijzonder nummer | Gezondheidsrecht
juli 2011
AA20110558

De rechtsbescherming van oudere werknemers

Een praktische beschouwing

I.J.E.H.C. Degeling, W.F.C. van Megen

Artikel 19, lid 3 van de Grondwet bepaalt dat het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid erkend wordt, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. In de praktijk blijkt echter dat oudere werknemers, vooral diegenen die 65 jaar of ouder zijn allerlei factoren ontmoeten, die het functioneren op en de toegang tot de arbeidsmarkt belemmeren. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het standaard beëindigen van het dienstverband bij de 65ste verjaardag, gedwongen VUT-regelingen en het uitsluiten van 65+-ers van het recht op minimumloon. De argumenten welke het uitsluiten van ouderen moeten rechtvaardigen, lijken verdacht veel op die welke in een niet al te lang achter ons gelegen verleden gebruikt werden tegen de toetreding van gehuwde vrouwen op de arbeidsmarkt. Deze argumenten zijn voornamelijk terug te voeren op de aanwezigheid van ander inkomen dan het inkomen uit arbeid. In het navolgende stuk willen wij een aantal belemmeringen nader belichten en nagaan of deze wel zo onoverkomelijk zijn als wel wordt verondersteld. Tevens zal enige aandacht besteed worden aan voor ouderen relevante CAO-bepalingen.

Bijzonder nummer | Ouderenrecht
oktober 1988
AA19880686

De rechtseconomische analyse van het verbintenissenrecht

C.E. du Perron

Het uitgangspunt van dit artikel is dat rechtseconomische analyse kan bijdragen aan een beter begrip van het recht. Doch de beperkingen van de rechtseconomische methode moeten goed in het oog worden gehouden. Dit geldt des te meer, nu rechtseconomen er soms van uitgaan dat met hun instrumenten en begrippen het recht geheel kan worden verklaard. In de normatieve rechtseconomische benadering moet het recht daarbij aan de uitkomsten van de analyse worden aangepast. In dit artikel wordt de rechtseconomische methode geschetst aan de hand van de driedeling van de bronnen van verbintenissen in overeenkomst (paragraaf 2), onrechtmatige daad (paragraaf 3) en rechtmatige daad (paragraaf 4). De nadruk ligt daarbij op het contractenrecht. In de aan dit rechtsgebied gewijde paragraaf 2 wordt na een algemene inleiding ingegaan op het beginsel van de partijautonomie en op het recht op wanprestatie. Vervolgens wordt in paragraaf 5 aandacht besteed aan de inzichten die rechtseconomische analyse kan bieden bij het vraagstuk van de derdenwerking van overeenkomsten. Paragraaf 6 bevat een slotbeschouwing.

Bijzonder nummer | Rechtseconomie
oktober 1990
AA19900770

Resultaat 121–132 van de 465 resultaten wordt getoond