Vermogensrecht

Resultaat 133–144 van de 591 resultaten wordt getoond

De aard van de aansprakelijkheid uit hoofde van een 403-verklaring

R.M. Wibier

Een zogenaamde 403-verklaring is een verklaring waarin de consoliderende vennootschap zich hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schulden uit rechtshandeling van de vrijgestelde vennootschap. De kwalificatie van een schuld waarvoor meerdere schuldenaren kunnen worden aangesproken als hoofdelijk, kan verstrekkende gevolgen hebben. Hoe ver dat gaat blijkt uit de in dit artikel te bespreken uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Bia Beheer.

Verdieping | Verdiepend artikel
oktober 2015
AA20150778

De algemeenheid van goederen in het goederenrecht

V. Tweehuysen

Waarom is de algemeenheid van goederen in het Nederlandse recht geen goed in de zin van artikel 3:1 BW? In dit artikel wordt de achtergrond van de schrapping van deze rechtsfiguur uit het wetsontwerp van ons BW besproken en het huidige BW vergeleken met het Franse recht, waarin de onderneming als bijzonder geval van de algemeenheid van goederen wél een goed is.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
januari 2017
AA20170070

De begrippen overeenkomst, partij en derde in het civiele recht

A.L.H. Ernes, A.H. Lamers

Post thumbnail In deze bijdrage zal aandacht worden besteed aan de vraag wie kan worden gezien als partij bij een overeenkomst, en aansluitend hierop: wie zijn derden? Sluiten de begrippen ‘partij’ en ‘derde’ elkaar uit, of bestaan er overlappingen? Daarnaast zal worden gekeken naar de problematiek van de samenhangende overeenkomsten, waarbij de vraag kan worden gesteld of degene die partij is bij de ene overeenkomst, ook contractuele rechten kan ontlenen aan de overeenkomsten die met deze eerste overeenkomst samenhang vertonen. Tot slot zal worden onderzocht op welke wijze contractencomplexen, waarvan de samenhang zo sterk is dat kan worden gesproken van een contractengroep, kunnen worden afgebakend in die zin dat kan worden vastgesteld welke contractanten in dat complex, ondanks het feit dat ze geen directe bilaterale contractuele band met elkaar hebben, elkaar toch kunnen aanspreken op grond van contractuele rechten.

Verdieping
januari 2012
AA20120026

De bescherming van derde-verkrijgers tegen stille pandrechten: een eeuwenoude traditie

V.J.M. van Hoof

Artikel 3:86 lid 2 BW beschermt derde-verkrijgers te goeder trouw tegen stille pandrechten op roerende zaken. Vanaf Romeinse tijden verpanden veel ondernemingen vrijwel al hun bestaande en toekomstige zaken aan de bank. Is de goede trouw wel een geschikt criterium als veel verkrijgers kunnen vermoeden dat alles is verpand? Had de wetgever niet beter voor alternatieve, in het verleden beproefde criteria kunnen kiezen?

Literatuur | Proefschriftbijdrage
januari 2016
AA20160060

De betalingsregeling in de algemene voorwaarden van Nutsbedrijven

M.B.M. Loos

Algemene voorwaarden komen in alle soorten en maten voor. Tot de belangrijkste behoren de algemene voorwaarden van de openbare nutsbedrijven: voor bijna ieder huishouden bestaat wel een overeenkomst voor de levering van gas, water en electriciteit. Aangezien het hier gaat om de levering van primaire levensbehoeften, is een zorgvuldige regeling vereist. In de algemene voorwaarden is ook een regeling opgenomen voor de betaling van schulden aan het nutsbedrijf. Voldoet die regeling aan het geldende en toekomstige recht?

Verdieping | Studentartikel
april 1993
AA19930230

De bevrijdende verjaring herzien

J.L. Smeehuijzen

Mij is gevraagd in deze bijdrage te reflecteren op mijn proefschrift getiteld De bevrijdende verjaring (2008). Ik zal drie aspecten belichten, te weten (i) de ‘methode’ van het onderzoek, (ii) de opkomst van de klachtplicht van artikel 6:89 BW en (iii) de mate waarin het proefschrift in praktijk en wetenschap weerklank heeft gevonden.

Literatuur | Voortschrijdend inzicht
mei 2020
AA20200508

De bewijslastverdeling bij beroepsaansprakelijkheid

J.M. van Dunné

In dit artikel bij de Rode draad 'beroepsaansprakelijkheid' komt de bewijslastverdeling aan de orde. Daar waar een beroepsbeoefenaar een beroepsfout maakt is het voor de gedupeerde altijd moeilijk om deze beroepsfout te bewijzen daar de gedupeerde een kennisachterstand heeft. In dit artikel wordt ingegaan op de bewijslast bij beroepsaansprakelijkheid en wordt er gekeken naar de jurisprudentie hieromtrent.

Rode draad | Beroepsaansprakelijkheid
september 1995
AA19950664

De bocht van de Herengracht

Rechtsvraag (338) internationaal privaatrecht/goederenrecht

S. van Dongen, H.L.E. Verhagen

Rechtsvraag op het gebied van het internationaal privaatrecht en het goederenrecht waarbij een realistische casus wordt behandeld. Aan de orde komen de totstandkoming van het zekerheidsrecht en het toepasselijk recht daarop en de verplaatsing van zaken voor het toepasselijke recht op zekerheidsrechten.

Perspectief | Rechtsvraag
oktober 2009
AA20090691

De Bruijn’s voerbonen

J.L.P. Cahen

Hoge Raad 29 april 1988, nr. 13161, ECLI:NL:HR:1988:AD0300, RvdW 1988, 84 Arrest van de Hoge Raad met daarbij behorende noot over de bescherming van een verkrijger van een goed te goeder trouw tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder. Daarbij speelt ook nog de cessie van de vorderingen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1988
AA19880862

De Bushiribana Curve

S.J.

Deze column behandelt het falen van Aruba tot het aanleggen van een racebaan en de daaraan gekoppelde juridische procedures waarin Aruba werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding wegens het afbreken van de onderhandelingen in een dusdaninge verre staat dat dit niet meer gerechtvaardigd was.

Opinie | Column
november 2002
AA20020801

De candid camera van Crime Time

De verborgen camera van Crime Time in juridisch zoeklicht

J.A.W. Knoester

In dit artikel wordt ingegaan op een casus waarbij door een gevangene in samenwerking met mediagiganten een cipier in de val lokt tot overdragen van een wapen. Is er sprake van strafbare uitlokking en pleegt de de gevangene een onrechtmatige daad jegens de gefilmde cipier.

Verdieping | Studentartikel
september 1994
AA19940562

De civielrechtelijke dwangsom

G.R. Rutgers

Benelux-Gerechtshof 25 mei 1999, ECLI:NL:XX:1999:AD3060, nr. A 97/2, RvdW 1999, 95 C (Greenib Car BV t. de vennootschap onder firma Autobedrijf Joh. Aaltink) Benelux Gerechtshof Eenvormige Benelux wet betreffende dwangsom;‘onmogelijkheid’ in de zin van artikel 4 lid Eenvormige Wet/artikel 611d Rv. Vraag of er sprake is van ‘onmogelijkheid’ in de zin van artikel 4 lid 1 Eenvormige Wet, ofwel artikel 611d Rv, gedurende de periode dat een in een eerste kort gedingvonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom gegeven verbod, niet is nagekomen, nadat en omdat de veroordeelde door dezelfde president in een tweede, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, uitspraak in kort geding was ontslagen van de verplichting tot naleving van dat verbod. Een bijzondere omstandigheid was dat het tweede kort gedingvonnis nadien in hoger beroep is vernietigd.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2000
AA20000049

Resultaat 133–144 van de 591 resultaten wordt getoond