Strafrecht
Resultaat 421–432 van de 452 resultaten wordt getoond
Van een goede buur tot een verre vriend: wie mag er over het slachtoffer spreken?
A.K. Bosma
Slachtoffers van ernstige misdrijven kunnen spreekrecht uitoefenen ter terechtzitting. Wanneer het slachtoffer door het misdrijf is overleden, mogen nabestaanden het woord voeren. Met de term ‘nabestaande’ wordt een familielid bedoeld. De Wet uitbreiding slachtofferrechten verruimt deze term door inclusie van stieffamilie. Is de keuze voor verwantschap als maatstaf voor spreekgerechtigdheid de juiste?
Advertorial
PAO cursus Actuele ontwikkelingen in het straf(proces)recht
Opinie | Opiniërend artikel
december 2021
AA20211074
Veroordeling en Vrijspraak bij het ICC. Lubanga, Ngudjolo en Controversiële Aansprakelijkheidsconstructies
E. van Sliedregt
Internationaal Strafhof/International Court of Justice (ICC), Trial Chamber I, Case No. ICC-01/04-01/06, 14 maart 2012 (Prosecutor v. Thomas Lubanga Dyilo); Internationaal Strafhof/International Court of Justice (ICC), Trial Chamber II, Case No. ICC 01/04-02/12, 18 december 2012 (Prosecutor v. Mathieu Ngudjolo Chui) Zie de volledige uitspraak Prosecutor v. Thomas Lubanga Dyilo Zie de volledige uitspraak Prosecutor v. Mathieu Ngudjolo Chui
Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2013
AA20130302
Resultaat 421–432 van de 452 resultaten wordt getoond





Actueler dan ooit! Een klassieker op het gebied van valse aangiften en waarheidsvinding. Een eyeopener voor eenieder die met zedenzaken te maken heeft of zich erin wil verdiepen. 
In 2019 heeft de Hoge Raad een toetsingskader geschetst voor de toepassing van de Mr. Big-methode. Aangezien een aantal jaar is verstreken sinds dit baanbrekende arrest, wordt in dit artikel onderzocht wat het toetsingskader betekent voor verkregen bewijs bij aanverwante ‘werken onder dekmantel’-methoden. Hierbij komt aan de orde wanneer het kader van toepassing is, hoe het wordt toegepast en welke betekenis het kader heeft bij aanverwante ‘werken onder dekmantel’-methoden.
In deze bijdrage volgen we het juridische PFAS-spoor, van Parkersburg, West Virginia, tot Dordrecht. We beginnen in de Verenigde Staten omdat Nederlandse rechtszaken, onder andere, bouwen op rechtszaken die daar sinds eind jaren negentig door advocaat Rob Bilott worden gevoerd. We lichten toe wat PFAS zijn en waarom PFAS een probleem zijn, en beschrijven enkele juridische ontwikkelingen en uitdagingen in het bestuurs-, civiel en strafrecht.
In welke mate hebben de verordeningen van de wetgever het strafrecht daadwerkelijk gereguleerd. Werden de wettelijke strafbepalingen ook toegepast door de strafrechter? En welke rechtsregels werden door hem gehanteerd in gevallen waarvoor de wetgever geen bepalingen had opgesteld, dan wel bepalingen die in de ogen van de rechter niet voldeden?
Het wetsvoorstel dat in dit artikel wordt besproken, beoogt een nieuwe grond voor voorlopige hechtenis te introduceren in het Wetboek van Strafvordering. De voorgenomen toepassing van het snelrecht moet bij verdenking van specifieke misdrijven gepleegd tijdens evenementen en in het uitgaansleven grond worden voor de toepassing van voorlopige hechtenis. Het wetsvoorstel is juridisch niet houdbaar, aangezien het in strijd is met het Nederlandse wettelijke stelsel van voorlopige hechtenis en met artikel 5 EVRM. Zo wordt de rechter de bevoegdheid onthouden om een belangenafweging te maken voorafgaand aan zijn beslissing tot inbewaringstelling. Nu het enige doel van de voorgestelde grond voor voorlopige hechtenis lijkt te zijn om te zorgen dat een verdachte vastzit tot aan de snelrechtzitting, is het voorstel in strijd met de onschuldpresumptie.
In de zomer van 2018 bereikte de reguliere Nederlandse media het nieuws dat met mobiele telefoons beeldmateriaal wordt gemaakt van verkeersongevallen en meer in het bijzonder van slachtoffers daarvan. De media wisten te vertellen dat het filmen van slachtoffers van verkeersongevallen in Nederland, anders dan in Duitsland, niet strafbaar is gesteld. In deze bijdrage buigen Tineke Cleiren en Jeroen ten Voorde zich over de vraag of het strafbaar stellen van het fotograferen of filmen van slachtoffers van verkeersongevallen ook voor Nederland zou moeten worden overwogen.