R. Hijma
De vraag naar de universele gelding van mensenrechten duikt regelmatig op. In de islamitische wereld is in de afgelopen vijftien jaar een aantal islamitische mensenrechtenverklaringen tot stand gekomen. Aan deze verklaringen ligt vaak de opvatting ten grondslag dat de Islam reeds vanaf zijn ontstaan mensenrechten gekend heeft.In het onderstaande wordt, na een korte uiteenzetting over achtergrond, inhoud en betekenis van deze moderne verklaringen, genoemde opvatting nader onderzocht. Nu bij mensenrechten de opvattingen over de staat, en over de verhouding staat versus onderdanen in het bijzonder, van cruciaal belang zijn, is het zaak daarvan kennis te nemen. In hoeverre kende het klassieke islamitische staatsÂŹrecht mensenrechten, dan wel bood de theorie ruimte voor de erkenning van dergelijke rechten? Of getuigt de opvatting dat de Islam reeds vanaf haar ontstaan mensenrechten gekend heeft van een knap staaltje achteraf-interpreteren? Deze vragen worden beantwoord door middel van de bespreking van een drietal klassieke islamitische boekwerken over het staatsrecht. (Al-MawardĂŻ, Ibn Dja-maca en Ibn Taimiyya)
Verdieping | Verdiepend artikel
juli 1989
AA19890659