Burgerlijk recht

Resultaat 1021–1032 van de 3021 resultaten wordt getoond

Het EHRM slaat geen nieuwe piketpaaltjes in het relatierecht.

Geen schending artikel 8 EVRM door beperking van het verschoningsrecht tot formele relaties

W.M. Schrama

Post thumbnail Het Nederlandse strafprocesrecht kent in artikel 217 aanhef en onder 3 Sv alleen een verschoningsrecht toe aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot in de derde graad en aan de (voormalig) echtgenoot of (voormalig) geregistreerd partner, maar niet aan informele samenleefrelaties. Ongehuwd samenlevende partners moeten dus getuigen, ook als dat strafrechtelijk gezien in het nadeel van hun partner is. Een zaak waarin dit zich voordeed is voorgelegd aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dat in april 2012 uitspraak heeft gedaan. Deze beslissing staat in dit artikel centraal.

Opinie | Opiniërend artikel
april 2013
AA20130281

Het einde van de joint venture

W.J. Slagter

Er kunnen redenen zijn om een einde te maken aan de in de joint venture belichaamde samenwerking. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan onoplosbare verschillen van inzicht, opzegging door de ene joint venture-partner omdat de andere partner wordt overgenomen of opzegging door een van beide partners in verband met de verliesgevendheid van de joint venture-onderneming. In dit artikel komt aan de orde op welke wijze in de joint venture-overeenkomst hiermee rekening kan worden gehouden. Daarbij zal onder andere aandacht worden besteed aan de 'shot gun'-clausule.

Bijzonder nummer | Joint Ventures
mei 1995
AA19950401

Het Europees economisch samenwerkingsverband

P. Roos

Met het van kracht worden van een Verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen wordt — voor het eerst in de geschiedenis van de Europese Gemeenschappen — een supranationale, Europees rechtelijke rechtsvorm gecreëerd waarin ondernemingen kunnen samenwerken. Ter uitvoering van de Verordening is op 27 juli 1988 een voorstel van wet aan de Tweede Kamer aangeboden. In het onderstaande artikel zullen aan de orde komen de voorgeschiedenis en de achtergrond van het EESV, de inhoud van de Verordening alsmede het Nederlandse uitvoeringswetsvoorstel.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
februari 1989
AA19890132

Het EVRM en de partij-getuige

G.R. Rutgers

Hoge Raad 19 februari 1988, nr. 13151, ECLI:NL:HR:1988:AD0203, NJ 1988, 725 (Dombo Beheer BV/Nederlandse Middenstandsbank NV) Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 27 oktober 1993, Application no. 14448/88, ECLI:CE:ECHR:1993:1027JUD001444888 (Dombo Beheer BV/The Netherlands) Twee uitspraken, zowel van de Hoge Raad (19-2-1988) en het EHRM (27-10-1993) worden besproken. De uitspraak van het EHRM volgt op de uitspraak van de Hoge Raad. Het gaat i.c. om de partij als getuige. Onder het oude recht stond het OBW en het oude Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering niet toe. I.c. heeft de (oud) directeur van een bv niet kunnen getuigen. Volgens het EHRM is dit in strijd met de regels van een eerlijk proces. Het EHRM kent geen 'minnelijke genoegdoening' (schadevergoeding) toe omdat indien de getuigenis wel had plaatsgevonden niet zeker was of de verliezende partij in dat geval gewonnen had.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1994
AA19940758

Het fiduciaverbod en de beschermingsgedachte: miskend, ontkend of vergeten?

W.H.B.K. Nieuwesteeg

Post thumbnail Het fiduciaverbod is een van de meest besproken goederenrechtelijke onderwerpen van de laatste eeuw. Deze bijdrage beschrijft de figuur waartegen het verbod zich richt: de zekerheidseigendom. Verder wordt ingegaan op de ratio van het verbod, de nadere vormgeving ervan en enkele recente ontwikkelingen die de figuur in zijn huidige vorm naar mening van de auteur onhoudbaar maken.

Verdieping | Verdiepend artikel
februari 2020
AA20200169

UCERF 15 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Het gearrangeerde huwelijk in kaart gebracht

N.N. Tahir

Naema Tahir plaatst het gearrangeerde huwelijk in het licht van het in het westen geaccepteerde ‘autonome’ huwelijk. De bijdrage is gebaseerd op haar promotieonderzoek waarin de manier waarop we aankijken tegen deze ‘vreemde’ huwelijksvorm als problematisch wordt gezien. Volgens Tahir is deze kijk tamelijk negatief en gaat het uit van een te beperkt perspectief op […]

Het gezag van de ongehuwde vader bezien vanuit een nationaal en Europees perspectief

C.G. Jeppesen de Boer

Post thumbnail

Welke positie heeft de ongehuwde vader? Zijn positie is aan de orde gesteld door Tweede Kamerlid Vera Bergkamp van D66. Zij vindt dat het voor ongehuwde vaders makkelijker moet worden om na erkenning gezag over hun kinderen te krijgen. Een initiatiefwetsvoorstel met toelichting is gepubliceerd op de website van D66. Volgens dit voorstel krijgt de ongehuwde vader die het kind erkent automatisch gezag, behoudens enkele uitzonderingen; onder andere in de situatie waar de ouders het eens zijn en verklaren dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend. Ook de Staatscommissie Herijking Ouderschap heeft zich gebogen over het onderwerp en stelt voor dat met de aanvaarding van ouderschap door de ongehuwde vader het gezamenlijk ouderlijk gezag ook meteen geregeld wordt. Naar huidig Nederlands recht krijgt de ongehuwde vader geen automatisch gezag na erkenning, in tegenstelling tot de vader die een huwelijk of geregistreerd partnerschap met de moeder heeft. In deze bijdrage wordt de positie van de ongehuwde vader met betrekking tot het gezamenlijk ouderlijk gezag behandeld in een Nederlands en Europees perspectief.

Verdieping | Verdiepend artikel
februari 2017
AA20170089

Het goedkeuringsrecht in een crisissituatie

D.J.W. Jongsma, J. Klijnsma

In dit redactionele artikel wordt kort ingegaan op de reikwijdte van art. 2:107a BW. Het daarin neergelegde goedkeuringsvereiste levert in tijden van crisis de nodige vertraging op. In het artikel wordt ingegaan op recente uitspraken van de Ondernemingskamer over de mogelijk vereiste goedkeuring bij de verkoop van een gedeelte van Fortis aan de Nederlandse Staat. Ook wordt er ingegaan op een eventuele aansprakelijkheidskwestie wegens wanbeleid indien de rechter zou oordelen dat goedkeuring door de aandeelhouders vereist is.

Opinie | Redactioneel
mei 2009
AA20090293

Het Haags Huwelijksverdrag van 1978 in Nederland

C. Joustra

In dit artikel wordt het Haags Huwelijksverdrag van 1978 (Verdrag Conflictenrecht Huwelijk (VCH)) besproken en de daarbij behorende invoeringswet (Wet conflictenrecht huwelijk (WCH)). In het verdrag en de daarbij behorende wet wordt geregeld in hoeverre mensen in het buitenland kunnen trouwen en volgens welk recht dit gebeurt. Ook wordt de erkenningsvraag van in het buitenland gesloten huwelijken geregeld. In dit artikel wordt de totstandkoming en inhoud van het verdag besproken. Daarna komt de werking van het verdrag voor Nederland aan de orde. Vervolgens komen Zwitserland en Duitsland nog aan bod. Tenslotte wordt er nog uitgebereid commentaar geregeld om de regeling in het verdrag en de uitwerking ervan.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
april 1989
AA19890261

Het herziene jeugdstrafrecht

G. Mintjes

In dit artikel wordt ingegaan op de herziening van verschillende wetten die invloed hebben op het jeugdstrafrecht. Zo wordt er ondermeer ingegaan op de leeftijdsgrens van meerderjarigheid, verjaring, HALT-afdoening, transacties, verschillende soorten straffen, alternatieve sancties. Ook wordt er ingegaan op de formele kant van het strafrecht met ondermeer aandacht voor de bevoegde rechter, raadsman en de jeugdige en het overgangsrecht.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
oktober 1995
AA19950781

Het hoger beroep moet blijven!

M.J. Kroeze, A. van Vught

In dit redactionele artikel wordt ingegaan op de destijds voorgenomen afschaffing van het hoger beroep in verschillende soorten zaken zoals huurzaken en commerciële geschillen in navolging op de afschaffing van appel in vreemdelingenzaken. De redacteuren vinden dit geen goede ontwikkeling en vinden dat een fundamenteel beginsel van het Nederlandse rechtsstelsel wordt aangetast indien het toch doorgaat.

Opinie | Redactioneel
februari 1994
AA19940071

Het incasso kort geding bij het Nederlands Arbitrage Instituut

G.W. van der Bend, M.A. Leijten

Het arbitragereglement van het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) voorziet sinds 1 januari 1998 in de mogelijkheid van een arbitraal kort geding. De praktijk wijst uit dat NAI arbiters geneigd zijn om in een kort geding waarin een geldvordering aan de orde is, de rechtspraak van de Hoge Raad die is gevormd onder artikel 289 Rv (oud), thans artikel 254 Rv, toe te passen. Wij vragen ons in dit artikel af in hoeverre dat gezien de huidige tekst en de toelichting op het NAI-reglement juist is, in het bijzonder in zaken waarin buitenlandse partijen betrokken zijn.

Bijzonder nummer | Buiten de rechter om
juli 2002
AA20020553

Resultaat 1021–1032 van de 3021 resultaten wordt getoond