Resultaat 1021–1032 van de 3132 resultaten wordt getoond
J. Oppatja, M.V.R. Snel
In het licht van de eisen die aan rechtswetenschappelijk onderzoek worden gesteld en de aard en vormgeving van conclusies van het civiele parket bij de Hoge Raad, doet deze bijdrage enkele handreikingen aan de (student)onderzoeker over het gebruik van conclusies in civielrechtelijk wetenschappelijk onderzoek.
Perspectief | Perspectiefartikeljanuari 2025AA20250072
UCERF 18 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht
M.R. Beuker
Andere wettelijke rechten (dan de legitieme) zijn rechten als het verzorgingsvruchtgebruik. Het gaat daarbij om het nadere invulling geven aan de open normen die in Boek 4 gebruikt worden bij de andere wettelijke rechten. Mark Beuker doet op dit punt een aantal suggesties. Het stappenplan gebruikt als eerste indicatie van de verzorgingsbehoefte een vergelijking met […]
J.M. Milo
Perspectief | Perspectiefartikelmaart 2017AA20170240
P. van Schilfgaarde
Hoge Raad 13 maart 1981, nr. 11.647, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, RvdW 1981/43 (Haviltex B.V.)
Annotaties en wetgeving | Annotatiejuli 1981AA19810355
M.G. Vredevoogd
Teksten hebben altijd uitleg nodig, zo ook testamenten en overeenkomsten. Voor deze beide teksten worden verschillende uitlegmethoden gebruikt, maar is dat wel zo logisch? Bij zowel uiterste wilsbeschikkingen als overeenkomsten is de bedoeling van de opsteller(s) namelijk van belang, maar dat komt bij de huidige testamentenuitlegmethode niet goed tot uitdrukking. In dit artikel wordt daarom onderzocht wat de rol van de uitlegmethode voor overeenkomsten, namelijk het Haviltexarrest en de cao-norm uit het arrest DSM/Fox, kan zijn bij de uitleg van testamenten naar de bedoeling van de testateur.
Verdieping | Studentartikelmei 2009AA20090306
M.J.G.C. Raaijmakers
Gerechtshof Amsterdam (Ondernemingskamer) 21 januari 2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:AD8368, nr. 810/2001 OK (Vereniging van Effectenbezitters et.al./Hollandsche Beton Groep NV en Ballast Nedam NV) Hof Amsterdam (Ondernemingskamer). Verzuim ava voldoende te betrekken in strategische beslissingen, afwijzing bod op dochter respectievelijk op de NV zelf, aangaan van een joint venture: wanbeleid?
Annotaties en wetgeving | Annotatiejuni 2002AA20020433
R.D. Vriesendorp
Hoge Raad 25 maart 1994, nr 15268, ECLI:NL:HR:1994:ZC1307, RvdW 1994, 82 (HBU/De Leeuw) Handelsrechtelijke casus waarin de betaling via documentaire incasso aan de orde komt. Van belang in deze zaak is de rechtsbescherming bij een betalende partij te goeder trouw aan een inningsonbevoegde. In de noot wordt dieper op de documentaire incasso, derdenbeslag en bescherming tegen betaling aan onbevoegde ingegaan.
Annotaties en wetgeving | Annotatienovember 1994AA19940752
L.H. de Boer
De auteur van dit artikel schrijft over valutering bij overschrijving van gelden van de ene naar de andere bankrekening. De auteur betoogt dat latere valutering zowel strafbaar is van de bank als dat zij zichzelf ongerechtvaardigd verrijkt. Ook wordt mening van de banken en de politiek.
Opinie | Opiniërend artikelseptember 1998AA19980764
M. Bovens
De machtigste personen in de moderne westerse wereld zijn rechtspersonen. Zo zijn inmiddels meer dan de helft van de grootste honderd economieën ter wereld geen landen, maar ondernemingen. In deze bijdrage zal vanuit het perspectief van recht en ethiek naar deze ontwikkeling worden gekeken. Er zal worden onderzocht of op rechtspersonen morele plichten rusten. Ook komt aan de orde of rechtspersonen rechten hebben of zouden moeten hebben.
Overig | Rode draad | Recht en ethiek | Verdieping | Verdiepend artikeljuli 1998AA19980651
D. Penna
Verdieping | Verdiepend artikeljanuari 2017AA20170009
A.G.F.M. Flos
Huwelijkse voorwaarden met gescheiden vermogens. Alexander Flos gaat in op de vraag of koude uitsluiting nog recht van bestaan heeft. Daarbij wijst hij op een aantal sociaal-economische ontwikkelingen rond arbeid en zorg, en het dynamische karakter van het huwelijk als duurrelatie. Koude uitsluiting kan problematisch uitpakken bij een ongelijke taakverdeling; de gevolgen worden pas duidelijk […]
A.A.H. van Hoek
Hof van Justitie Europese Unie (HvJ EU) (Grote kamer) 15 maart 2011, zaak C-29/10, ECLI:EU:C:2011:151 (Heiko Koelzsch/Groothertogdom Luxemburg) In dit arrest krijgt het Hof van Justitie EU voor het eerst de gelegenheid om artikel 6 lid 2 EVO uit te leggen. Deze bepaling, die inmiddels is vervangen door het grotendeels gelijkluidende artikel 8 lid 2 t/m 4 van de Rome I Verordening, heeft betrekking op het toepasselijke recht op internationale arbeidsovereenkomsten. Het recht dat van toepassing is in afwezigheid van een rechtskeuze door partijen (het objectief toepasselijke recht) moet volgens het Hof worden gevonden door te onderzoeken of er een land is aan te wijzen waar of van waaruit de werknemer de bedongen arbeid daadwerkelijk verricht. Het Hof bepaalt in dit arrest dat deze hoofdregel ook van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van chauffeurs in het internationale wegtransport en geeft vervolgens een indicatie met welke factoren de rechter in dat geval rekening moet houden. Op het eerste gezicht biedt deze uitspraak weinig nieuws: Het Hof van Justitie trekt slechts de lijn door die was ontwikkeld in de rechtspraak ten aanzien van de bevoegdheid in arbeidszaken. Nadere analyse leert echter dat de uitspraak verstrekkende gevolgen kan hebben voor de bescherming van werknemers in het internationale transport.
Annotaties en wetgeving | Annotatieseptember 2011AA20110650