Het canonieke recht in de Nederlandse rechtsorde

Twee probleemgevallen en een rechtsvergelijking


Artikel 2:2 BW waarborgt een soepele doorwerking van het canonieke recht in de Nederlandse rechtsorde. Leken kunnen de indruk hebben dat ambtsdragers van de Rooms-Katholieke Kerk, zoals de pastoor, volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid hebben over de rechtspersonen waar ze leiding aan geven. Deze bevoegdheid is echter dikwijls door het canonieke recht ingeperkt. Dit kan leiden tot een doorkruising van het rechtszekerheidsbeginsel, wanneer private contractspartijen overeenkomsten sluiten met deze ambtsdragers die geen volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid hebben. In dit artikel wordt dit probleem uitgelegd aan de hand van twee recente zaken en een rechtsvergelijking met een ‘concordaatsland’.