M. Reinsma
De wetgeving op het terrein van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid was in een viertal wetten te vinden: de Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, de Wet van 25 mei 1979, houdende tijdelijke voorziening met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en van gehuwden en ongehuwden in geval van beëindiging van de dienstbetrekking, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare dienst.De Tijdelijke voorziening' had intussen veel van zijn belang verloren. Het was een spoedwetje dat een voorschot op het ingediende ontwerp voor de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen nam. Dat was vooral nodig omdat dat ontwerp was ingediend na het tijdstip waarop de wetgeving ter uitvoering van de hieronder genoemde tweede EG-richtlijn gereed had moeten zijn en er in het onderwijs ontslagen dreigden waartegen de uitvoeringswet bescherming zou hebben geboden. Bij de wet van 27 april 1989, Stb. 168, die op 1 juli 1989 in werking is getreden, is deze wetgeving op tal van punten verbeterd. Voorts is deze, met één uitzondering die hieronder besproken wordt, samengevoegd in één nieuwe Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen. In deze bijdrage komen de belangrijkste wijzigingen aan bod, evenals de verhouding met andere ontwerpen.
Annotaties en wetgeving | Wetgeving
december 1989
AA19890992