Resultaat 1969–1980 van de 7242 resultaten wordt getoond
W.J.F. Wispelweij
Dit artikel is ontstaan op een moment dat twee 'instellingen' een ontwikkeling doormaken, welke nog niet helemaal te overzien is. Enerzijds is er de Europese Raad, bestaande uit de regeringsleiders van de lidstaten van de Gemeenschap, welke een steeds belangrijkere rol speelt bij de totstandkoming en verdere uitbouw van het Europese Gemeenschapsrecht. Anderzijds is er een ontwikkeling gaande met betrekking tot de positie van de Nederlandse Minister-President, zowel nationaal als internationaal. De Minister-President is niet meer slechts voorzitter van de Raad van Ministers, maar heeft gaandeweg een eigen positie binnen het Kabinet gekregen. Tijdens het Kamerdebat van 28 februari 1979 concludeerde de heer Brinkhorst dan ook 'dat de positie van de Minister-President structureel en niet alleen incidenteel gewijzigd is. Hij is niet alleen meer betrokken bij het Europees beleid, ook zijn functie op het nationale vlak heeft een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt.
februari 1980AA19800069
D. Dolman
Bespreking van het proefschrift van H. Groeneveld over de staatssecretaris in het Nederlandse staatsbestel in de periode 1948 - 1988. Er wordt ingegaan op het functioneren, diens taken, de benoeming, de verhouding tussen minister en de staatssecretaris.
Literatuur | Boekbesprekingjuni 1990AA19900405
H.N. Schelhaas
Meesters-columnmei 1980AA19800294
K.G.F. van der Kraats
Literatuur | Proefschriftbijdragemaart 2018AA20180262
F. Brandsma
Op 19 juni 2022 overleed Jan Lokin, van 1977 tot 2010 hoogleraar Rechtsgeschiedenis in Groningen. Frits Brandsma laat hem in deze ‘Ars Longa Vita Brevis’-bijdrage zoveel mogelijk zelf aan het woord, over zijn rechtenstudie, promoveren bij Scheltema, taal en mooie historische verhalen.
Perspectief | Ars Longa Vita Brevisseptember 2022AA20220712
A.B. van Rijn
Verdieping | Verdiepend artikelseptember 2017AA20170689
E.H. Hondius
Deze column behandelt de manier van rechtspreken, die volgens de columnist in Nederland vrij saai is, in tegenstelling tot de Engelse.
Opinie | Columnoktober 2004AA20040719
onze columnist behandeld de Engelse manier waarop Engelsen vaak rechtspreken, met een zeer fraai geformuleerd feitenpakket.
Opinie | Columnseptember 2004AA20040597
S.S. Buisman
Op 14 januari 2020 promoveerde Sanne Buisman aan Tilburg University op haar proefschrift 'Contract, Tort & Crime. Criminalisation of breaches of sales contracts under Dutch and EU law.' In deze bijdrage vertelt zij over haar promotie-onderzoek.
Literatuur | Proefschriftbijdrageseptember 2020AA20200845
P.J. van Koppen
In dit artikel bespreek ik juryrechtspraak, vooral die in België en in de Verenigde Staten. Juryrechtspraak is een stuk ingewikkelder dan men vaak denkt en juryrechtspraak heeft voor menigeen onvermoede neveneffecten.
Verdieping | Verdiepend artikelfebruari 2023AA20230119
A. van Veen
Kent het Engelse strafrecht net als het Nederlandse een deelnemingsfiguur als doen plegen? Wanneer is er sprake van causaal verband naar Engels strafrecht? Hoe gaat het Engelse recht om met ondeugdelijke poging? Vragen als deze zullen in de loop van dit artikel beantwoord worden. De strafrechtelijke aansprakelijkheid, in het bijzonder de strafrechtelijke gedraging, wordt in dit artikel naar Engels en naar Nederlands recht behandeld. Om uiteindelijk tot de conclusie te komen tot de grenzen van strafrechtelijke aansprakelijkheid. In een spiegel van een andere erkennen wij onze eigenaardigheden het best.
mei 1994AA19940387
C. Fetter
In dit artikel wordt de vraag behandeld in hoeverre de undercover-agent, hier 'lokbeambte' genoemd, zichzelf kan vrijwaren van de mogelijkheid strafrechtelijk aansprakelijk te worden gesteld door een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid van zijn activiteiten, die formeel (uitlokking tot) een strafbaar feit inhouden. Na een inleidende begripsbepaling en een waar gebeurd verhaal over een door twee lokbeambten betrapte weduwe, wordt de opzetleer bekritiseerd, die veel is gebruikt om tot straffeloosheid van de lokbeambte te komen. Daarna volgt een beschouwing over het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid in het algemeen en tenslotte een toepassing van dit leerstuk op het geval van de lokbeambte.
november 1987AA19870673