Over mandarijnen, mantels en Sint-Maarten

Met lampionnen zingend langs de deuren in ruil voor bakken snoepgoed (of – als het tegenzit – mandarijntjes). 11 november was het weer zover: Sint-Maarten. Waar dit feest de één bekend in de oren klinkt en herinneringen oproept aan feestelijke avonden met een buit waar je nog weken zoet mee zou zijn, is het voor de ander (de minder fortuinlijke) een vrij onbekend fenomeen. Je moet als kind maar net het geluk hebben op te groeien in dat deel van Nederland dat daadwerkelijk fanatiek met de lampionnenoptocht meedoet. Waarom zouden we in deze Ars Aequi aandacht besteden aan Sint-Maarten? Geen zorgen, dat wordt vanzelf duidelijk. Zelfs aan het verhaal van Sint-Maarten zijn namelijk juridische concepten (en actualiteiten) te verbinden.

Daarvoor zetten we een eerst een stap terug in de tijd. Martinus van Tours werd in 316 na Christus geboren in het huidige Hongarije en sloot zich aan bij het Romeinse leger. Volgens de legende stuitte hij in de Franse stad Amiens op een bedelaar. Sint Maarten trok zich het lot van deze man zo aan dat hij zijn mantel in tweeën sneed en de helft aan de bedelaar schonk. Hiermee heeft hij feitelijk van één mantel twee halve mantels (of twee lappen stof) gemaakt. Degenen die bekend zijn met het recente proefschrift van Jan Lokin (jr.) voelen wellicht al aan welke kant wij met dit verhaal op willen…

In colleges goederenrecht leren studenten vaak al in de eerste weken over zaaksvorming, vermenging en natrekking (art. 5:14-5:16 BW). Deze leerstukken geven antwoord op de vraag wat er met het eigendomsrecht gebeurt als van meerdere zaken één nieuwe zaak wordt gemaakt, of als een zaak onderdeel wordt van een andere zaak. Het spiegelbeeldige geval, waarin zaken fysiek worden ‘opgesplitst’ in meerdere zaken, komt aanmerkelijk minder aan bod. Ook in de literatuur voert samenvoeging van zaken de boventoon. Het proefschrift van Lokin, waarin hij antwoord geeft op de vraag wat de rechtsgevolgen zijn van afscheiding van bestanddelen van een zaak, is daarom zeer welkom. Wij bespreken aan de hand van enkele bevindingen uit dit proefschrift kort de mantel van Sint Maarten.

Van belang is allereerst om vast te stellen dat als gevolg van het in tweeën snijden van de mantel de oorspronkelijke zaak – de mantel – niet langer bestaat. Er is daarmee geen sprake van afscheiding, maar van splitsing. Bij afscheiding ontstaat een afgescheiden zaak, terwijl de hoofdzaak blijft voortbestaan. Bij splitsing ontstaan meerdere nieuwe zaken en is geen hoofdzaak aan te wijzen (AA20040091). In de woorden van Lokin (par. 4.7.12): ‘Een zaak gaat volledig teniet, verschillende zaken komen daarvoor in de plaats’. Met het tenietgaan van de mantel is ook het eigendomsrecht tenietgegaan. Daarvoor zijn twee nieuwe eigendomsrechten (met betrekking tot twee lappen stof) in de plaats gekomen. Ervan uitgaande dat Sint Maarten eigenaar van de mantel was, is hij ook eigenaar van de twee lappen stof. Deze uitkomst klinkt logisch, maar de vraag naar de precieze rechtsgrond voor deze eigendomsverkrijging laat zich naar Nederlands recht niet zo gemakkelijk beantwoorden.

Het Nederlandse goederenrecht kent een gesloten stelsel van wijzen van eigendomsverkrijging. Een directe wettelijke grondslag voor eigendomsverkrijging door afscheiding of splitsing ontbreekt. Lokin gaat daarom ‘Quint-Te-Poelen’ en gaat op zoek naar een indirecte wettelijke grondslag waarop eigendomsverkrijging bij afscheiding en splitsing rust (par. 4.7.4). Voor de eigendomsverkrijging in geval van splitsing zou aansluiting moeten worden gezocht bij artikel 5:14 lid 2 BW. Dit artikel regelt de eigendomsverhoudingen als meerdere zaken één zaak vormen zonder dat een hoofdzaak is aan te wijzen. In dat geval krijgen de eigenaren van de oorspronkelijke zaken een aandeel in het eigendomsrecht van de ‘nieuwe’ zaak. Als dit uitgangspunt wordt toegepast op de spiegelbeeldige situatie, waarin één zaak wordt gesplitst in meerdere zaken, leidt dit tot de conclusie dat de eigenaar van de oorspronkelijke zaak eigenaar wordt van de nieuwe zaken. In de analoge toepassing van artikel 5:14 lid 2 BW kan aldus voor de eigendomsverkrijging van twee halve mantels – maar ook van bijvoorbeeld een halve chocoladereep of (zelfs) halve mandarijntjes – een indirecte wettelijke grondslag worden gevonden.

Dit redactioneel van Asaf Elvan & Ellen Maathuis is verschenen in Ars Aequi november 2022.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *