Het handhaven van de heffing: prangend probleem of slechts spel?
Denkend aan Holland doemt het beeld op van een fiscaal aantrekkelijk vestigingsklimaat. Onlangs werd de fiscale aantrekkingskracht van Nederland nog bevestigd door de Algemene Rekenkamer (zie het Rapport Belastingontwijking van 6 november 2014). Die aantrekkingskracht mag echter geen verrassing zijn. Internationale Vennootschapsbelasting is immers goeddeels een Nederlandse uitvinding.
Het fenomeen van belastingontwijking, waarbij de te betalen belastingsom wordt verminderd met inachtneming van wet- en regelgeving, is de laatste tijd regelmatig onderwerp van discussie geweest. Naar aanleiding van R. Murphy, Closing the European Tax Gap, 10 februari 2012, concludeerde de Europese Commissie – overigens zonder enige valide onderbouwing – dat overheden van EU-lidstaten jaarlijks € 1.000 miljard aan belastingopbrengsten mislopen. Ongeveer tegelijkertijd besloot de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de strijd tegen belastingontwijking door (vooral) multinationals (Base Erosion and Profit Shifting, kortweg BEPS) aan te gaan.
Het debat omtrent belastingontwijking door (vooral) multinationale ondernemingen wordt al langer gevoerd. In 1999 en 2000 publiceerden bijvoorbeeld de EU respectievelijk de OESO rapporten over (kort gezegd) schadelijke belastingconcurrentie door onder andere Nederland, waarna bekritiseerde regelingen werden afgeschaft of gewijzigd. Wél nieuw is de felheid waarmee dit debat gevoerd werd en wordt en het podium dat het krijgt. Men denke bijvoorbeeld aan uitzendingen van De Wereld Draait Door en het Pauw & Witteman-debat van 27 maart 2013 tussen de heren Klaver (GroenLinks) en Kavelaars (EUR en Deloitte).
De OESO heeft in de tussentijd niet stilgezeten. Op 16 september jongstleden publiceerde zij zeven van haar reeds aangekondigde rapporten. Voorts worden de bevindingen inzake acht andere onderwerpen in 2015 verwacht. Eerder al had de Nederlandse regelgever op eigen initiatief enkele (kleinere) veranderingen doorgevoerd. De staatssecretaris van Financiën had tegelijkertijd echter aangegeven voor meer grootscheepse veranderingen de internationale ontwikkelingen af te willen wachten – hij zou zichzelf immers uit de markt kunnen prijzen. Daarom werd, in ieder geval in Nederland, met enige bela(ng)st(ell)ing naar deze datum uitgekeken.
De resultaten van 16 september waren nogal gemengd. Enerzijds is het mogelijk dat de vereisten voor ondernemingen om een beroep te kunnen doen op Verdragen tot voorkoming van Dubbele Belastingheffing flink aangescherpt gaan worden. Op die manier zou de belastingdruk voor ondernemingen aanzienlijk kunnen toenemen. Anderzijds waren de rapporten op bepaalde punten juist van weinig toegevoegde waarde. Zo droeg bijvoorbeeld de onderzoeksgroep inzake de veranderingen als gevolg van de digitalisering van de economie zelf geen oplossingen aan, maar verwees zij (slechts) door naar andere onderzoeksgroepen. Hier en daar – zoals in Vakstudie Nieuws 2014/47.8 – sprak men van ‘teleurstelling’.
Hoe valt deze ontwikkeling te verklaren? Sommige landen zijn er ondanks bewezen lippendiensten niet erg happig op om hun fiscale vestigingsklimaat aangetast te zien worden. Dat ook Nederland met verve zo’n dubbelrol speelt, werd onlangs nog bevestigd (D. de Groot & T. van der Heijden, ‘Zo veel fiscaal voordeel, dat is niet de bedoeling’, NRC 18 november 2014). Zulke obstructiepogingen hadden echter onzes inziens – in ieder geval gedeeltelijk – voorkomen kunnen worden door vooraf afspraken te maken over de budgettaire consequenties van de door te voeren wijzigingen. Op die manier hadden de gerechtvaardigde belangen van zowel multinationale ondernemingen als staten in aanmerking kunnen worden genomen. Op mondiaal niveau is het wellicht lastig om de gevolgen van een maatregel tegen belastingontwijking te analyseren. Toch zou dit niet onmogelijk moeten zijn: van op nationaal niveau aangedragen fiscale wetsvoorstellen wordt immers ook een budgettaire inschatting gemaakt. Ook dan betreft het soms uiterst complexe materie.
Mogelijk is het nog niet te laat. Meer dan de helft van de onderzoeksrapporten van de OESO is nog in afwachting van publicatie. Wil men echter belastingontwijking door multinationals aanpakken dan is een nieuwe impuls aan het publieke debat wel nú vereist. Dringen burgers, georganiseerd in maatschappelijke en politieke organisaties, niet verder aan bij hun overheden om effectieve maatregelen te treffen tegen belastingontwijking, dan verspelen zij – in ieder geval tijdelijk – het recht zich moreel verontwaardigd te voelen. Aan het publiek de keuze.
Dit redactioneel van Titiaan Keijzer & Charlotte de Kluiver is verschenen in Ars Aequi februari 2015.
Categorie: Redactioneel