Een stokje steken voor staken

Het is september: het nieuwe collegejaar is van start gegaan. Met frisse moed vertrekken kersverse – en minder kersverse – studenten en medewerkers richting de faculteit. Aangekomen op het station van de universiteitsstad komen ze erachter dat de bussen niet rijden: chauffeurs in het streekvervoer staken. De OV-fietsen zijn op, dus wordt het – afhankelijk van de betreffende stad – een flinke tocht te voet. Op de terugweg richting huis nog wat te eten halen bij de Albert Heijn zit er ook niet in: de schappen zijn leeg door stakingen in het sorteercentrum. Nog maar een paar maanden geleden was dit scenario realiteit. Derden werden geraakt door stakingen die het gevolg waren van conflicten tussen werkgevers en werknemers. In dit redactioneel nemen wij het stakingsrecht onder de loep. Wat is precies de grondslag voor het uitvoeren van dergelijke acties, en welke beperkingen zijn hieraan verbonden?

Het stakingsrecht vindt haar grondslag in artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest (hierna: ESH). Het gaat om ‘[…] het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht […].’ Het collectieve-actierecht is aldus ruimer dan het stakingsrecht. Het omvat bijvoorbeeld ook het uitvoeren van stiptheidsacties en het organiseren van een protestbijeenkomst (Hansma, Arbeidsovereenkomst, art. 6 EHS (herzien), aant. 2.2).

Er bestaan verschillende voorwaarden voor het collectieve-actierecht. Allereerst moet (uiteraard) sprake zijn van een geschil: collectief actievoeren zonder geschil kan worden gezien als ‘zinloos geweld’ (TRA 2017/98). Daarnaast vallen alleen acties die redelijkerwijs kunnen bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen onder artikel 6 lid 4 ESH (ECLI:NL:HR:2014:3077, r.o. 3.5.2.). Wanneer dit het geval is, dienen de werkgever en derden de hierdoor ondervonden hinder of schade (lees: de lege busborden of winkelschappen) te accepteren.

Het recht op collectieve actie kan worden beperkt door artikel G ESH (de G-toets). De enige mogelijke beperkingen zijn ‘[…] die welke bij de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden’. Vroeger gold het ultimum-remedium-beginsel als zelfstandige voorwaarde voor de toelaatbaarheid van een actie. In het DE-arrest stelde de Hoge Raad dat zolang nog overeenstemming kon worden bereikt binnen het overleg tussen partijen, een staking prematuur en daarmee onrechtmatig was (ECLI:NL:HR:2000:AA4618, r.o. 3.3). Het Europees Comité van Sociale Rechten heeft echter meermaals geoordeeld dat een dergelijke redenering in strijd is met artikel 6 lid 4 ESH. In het Amsta-arrest kwam de Hoge Raad terug op het DE-arrest en overwoog hij dat het zijn van een laatste redmiddel geen zelfstandige voorwaarde is voor de toelaatbaarheid van de actie, maar wel dient als gezichtspunt bij de beoordeling of de actie in het kader van de G-toets moet worden beperkt of verboden (ECLI:NL:HR:2015:1687, r.o. 3.3.3). Andere gezichtspunten zijn onder andere de aard en duur van de stakingsactie en de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel en de daardoor veroorzaakte schade (ECLI:NL:HR:2015:1687, r.o. 3.3.5). In de rechtspraak zijn verschillende voorbeelden te vinden. Zo stond een algehele staking van het streekvervoer in Groningen, Friesland en Drenthe in 2008 niet in redelijke verhouding tot het belang van de werknemers. Een staking waarbij wel in de spits werd gereden was daarentegen niet disproportioneel (ECLI:NL:RBGRO:2008:BD3691).

Slechts in die gevallen waarin de staking de G-toets niet doorstaat en derhalve onrechtmatig is, kan deze door de rechter worden verboden of beperkt. Wanneer de staking de G-toets wel doorstaat, zit er niets anders op dan de lege schappen en lege busborden te accepteren. Ondanks de frustraties die dit meebrengt, moet niet vergeten worden dat het stakingsrecht een fundamenteel middel is om goede arbeidsomstandigheden af te dwingen.

Dit redactioneel van Kimia Heidary & Ellen Maathuis is verschenen in Ars Aequi september 2023.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *