Zeven talen voor de Nederlandse jurist
Column Ewoud Hondius.
Het thema ‘taal en recht’ biedt oneindig veel mogelijkheden voor een column als deze. Dit keer wil ik er één aspect uitlichten. Dat is de kennis van vreemde talen die van rechtenstudenten verwacht mag worden. Een eerste vraag die kan worden opgeworpen is of een dergelijke kennis wel nodig is. Ieder van ons spreekt Nederlands en velen tevens Engels. Is dat voor de modale jurist niet ruim voldoende? Bij dat Engels past wel een kanttekening. Als spreektaal levert Engels ons weinig problemen op, maar Engelse juridische terminologie blijft, zelfs voor native speakers, een struikelblok.
Hoe staat het met andere Europese talen, om het maar even bij Europa te houden? Heeft het voor een jurist (in spe) zin zich deze eigen te maken? Ik meen van wel, zij het met mate. Ik wil hier een pleidooi houden voor het navolgende standaardtalenpakket voor de wetenschappelijke beoefening van de rechtsgeleerdheid: naast Nederlands en Engels nog Duits en Frans; Italiaans of Spaans; en de beginselen van Latijn en van een Scandinavische taal. Zeven talen, waarvan enkele op bescheiden niveau, dat moet toch te doen zijn? Tel het Limburgs erbij op en je stroomt zo door naar het vice-voorzitterschap van de Europese Commissie.
De keuze vraagt om een toelichting. Duits ligt zeer voor de hand. Voor de wetenschappelijke beoefening van het Nederlandse bestuursrecht, privaatrecht en strafrecht is kennisneming van de Duitse rechtscultuur onontbeerlijk. Zeker, de Duitse wetboeken zijn soms in het Engels vertaald, maar daar komt men niet zo ver mee. Ook waar is dat het Duits juridisch taalgebruik moeilijk is, maar dat is een horde die overwonnen kan en moet worden. Frans heeft de laatste decennia fors aan betekenis ingeboet, maar nog altijd zijn er grote gebieden van de wereld waar het de eerste taal is. Bovendien verschaft kennis van de Franse taal een uitvalsbasis naar andere Romaanse talen. Twee van deze talen die in ons land wat onderschat worden, zijn Italiaans en Spaans. Met de inmiddels verplichte kennis van de Franse taal, is het betrekkelijk simpel om wat lees-Italiaans of -Spaans op te doen. Let wel: het gaat er niet om meteen een gesprek te kunnen aanknopen; elementaire leesvaardigheid is voor de jurist toereikend. Italiaans én Spaans? Nee, dat zou verwarrend werken, zozeer lijken de twee talen vanuit Nederlands perspectief op elkaar. De keuze zou ik aan de student willen overlaten. Italiaans heeft in Europa meer impact, maar wereldwijd heeft Spaans meer gebruikers.
Van twee talen zou ik geen volledige beheersing willen voorschrijven, maar een elementaire kennis. Dat zijn Latijn en een Scandinavische taal naar keuze. Latijn blijft, gelet op de vele adagia, van praktisch belang en kan mede de terminologische discussie met buitenlandse collega’s vergemakkelijken. Eén Scandinavische taal is ook goed om er een elementaire basis van tot zich te nemen. Wie in enkele middagzittingen heeft geleerd hoe in de Noordse talen het lidwoord wordt gebruikt, het passivum (met het suffix -s) wordt gevormd en nog zo wat wetenswaardigheden is al een heel eind op weg.
Welke talen ontbreken? Er zijn tal van Europese talen die gewoon veel te moeilijk zijn: het loont voor een jurist niet om Ests, Fins, Grieks, Hongaars, Iers (Gaelic), Lets, Litouws en Maltees te leren. Portugees is niet echt nodig, als men toch al Italiaans of Spaans beheerst. En één Slavische taal? Zelf heb ik ooit Slavische talen gestudeerd en het blijft leuk om Russische literatuur in de oorspronkelijke taal te lezen, maar eerlijk gezegd heb ik deze voor mijn werk zelden of nooit nodig gehad.
Het valt dus allemaal best mee: Nederlands en Engels spreken we al; voor Duits en Frans moeten alleen het school-Duits en -Frans worden opgepoetst. Daar komen drie nieuwe talen bij: Italiaans of Spaans, Latijn en een Scandinavische taal. Europa ligt aan de voeten van de Nederlandse jurist.
Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi april 2015.