Shop

Heeft een jurist een mening, en komt hij daar ook voor uit?: een reactie

A. Couprie

In deze reactie op een eerder artikel in Ars Aequi over het ontbreken van meningen en opinies van juristen in het (publieke) debat komt naar voren dat de juristen door beroeps- en gedragsregels niet in staat zijn om hun meningen te geven. Ook het feit dat meer ervaren juristen juridische meningen tot bijna feiten maken dragen ertoe bij dat er weinig controversiële meningen van juristen zijn.

Opinie | Reactie/nawoord
december 1994
AA19940802

De rechtstreekse en onrechtstreekse werking van EG-richtlijnen

K.J.M. Mortelmans

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 14 juli 1994, zaak C-91/92, ECLI:EU:C:1994:292 (Paola Faccini Dori/Recreb Srl) Arrest van het HvJ EG waarbij aan de orde komt in hoeverre richtlijnen die niet geïmplementeerd zijn voor burgers rechtstreeks werking hebben. Daarnaast is de uitspraak van belang in het licht van de horizontale werking van richtlijnen. In de noot wordt op beide punten ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1994
AA19940845

december 1994

Katern 53: Gezondheidsrecht

G.A. van Eikema Hommes

Chabot-arrest

M.S. Groenhuijsen

Hoge Raad 21 juni 1994, nr. 96.972, ECLI:NL:HR:1994:AD2122 (Chabot) Hulp bij zelfdoding door psychiatrische patiënt. Vrije wilsbepaling. Behoedzaamheid bij onderzoek naar noodtoestand. Afdoening door de Hoge Raad. Arrest en bijbehorende noot in het kader van de rode draad 'Materieel strafrecht in beweging' over de strafbaarheid van hulp bij zelfdoding. In dit arrest formuleert de Hoge Raad een aantal regels waaraan een beroep op noodtoestand bij hulp bij zelfdoding moet voldoen. Er moet sprake zijn van uitzichtloos lijden van de patiënt, welk leiden overigens niet aan een somatische ziekte hoeft te liggen en van de oorzaak van het uitzichtloos leiden dient te worden geabstraheerd. Verder moet de keuze van de patiënt om niet meer verder te willen leven een vrije keuze zijn. Tenslotte moet de arts die beoordeeld of aan de eerste twee voorwaarden is voldaan een vakgenoot inroepen die bovengenoemde eisen controleert. In de noot bij dit arrest wordt dieper op de problematiek ingegaan mede in het licht van veranderende maatschappelijke inzichten en gevoelens die misschien tot andere regels rondom hulp bij zelfdoding en euthanasie nopen. Dieper wordt er ingegaan op de eisen die de Hoge Raad formuleert voor een geldig beroep op noodtoestand.

Annotaties en wetgeving | Annotatie | Overig | Rode draad | Materieel strafrecht in beweging
november 1994
AA19940738

De gedetineerde als braafste jongetje van de klas

M.F.J. Haak, J. Struycken

Redactioneel artikel waarin wordt ingegaan op de destijds bijzondere plannen van de minister van Justitie om eerder tot kwijtschelding van straf over te gaan bij goed gedrag door delinquenten. De redacteuren gaan dieper op dit voorstel in en analyseren de gevolgen voor onder meer de strafoplegging door de rechter.

Opinie | Redactioneel
november 1994
AA19940715

HBU-De Leeuw

R.D. Vriesendorp

Hoge Raad 25 maart 1994, nr 15268, ECLI:NL:HR:1994:ZC1307, RvdW 1994, 82 (HBU/De Leeuw) Handelsrechtelijke casus waarin de betaling via documentaire incasso aan de orde komt. Van belang in deze zaak is de rechtsbescherming bij een betalende partij te goeder trouw aan een inningsonbevoegde. In de noot wordt dieper op de documentaire incasso, derdenbeslag en bescherming tegen betaling aan onbevoegde ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1994
AA19940752

Het EVRM en de partij-getuige

G.R. Rutgers

Hoge Raad 19 februari 1988, nr. 13151, ECLI:NL:HR:1988:AD0203, NJ 1988, 725 (Dombo Beheer BV/Nederlandse Middenstandsbank NV) Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 27 oktober 1993, Application no. 14448/88, ECLI:CE:ECHR:1993:1027JUD001444888 (Dombo Beheer BV/The Netherlands) Twee uitspraken, zowel van de Hoge Raad (19-2-1988) en het EHRM (27-10-1993) worden besproken. De uitspraak van het EHRM volgt op de uitspraak van de Hoge Raad. Het gaat i.c. om de partij als getuige. Onder het oude recht stond het OBW en het oude Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering niet toe. I.c. heeft de (oud) directeur van een bv niet kunnen getuigen. Volgens het EHRM is dit in strijd met de regels van een eerlijk proces. Het EHRM kent geen 'minnelijke genoegdoening' (schadevergoeding) toe omdat indien de getuigenis wel had plaatsgevonden niet zeker was of de verliezende partij in dat geval gewonnen had.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1994
AA19940758

Het is bon ton om European Union bashing te bedrijven

Interview met P.H. Kooijmans, hoogleraar Volkenrecht te Leiden en oud-Minister van Buitenlandse Zaken

S.E. Bartels, I. Giesen

P.H. Kooijmans (1933) studeerde rechten en economie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Aan diezelfde instelling promoveerde hij in 1964 en werd hij in 1965 benoemd tot hoogleraar Volkenrecht. In de periode 1973-1977 was hij staatssecretaris in het kabinet-Den Uyl. Van 1978 tot eind 1992 was hij wederom hoogleraar Volkenrecht, ditmaal aan de Rijksuniversiteit Leiden. Al deze werkzaamheden vormden geen beletsel voor inspanningen in het kader van de Verenigde Naties. Kooijmans was voorzitter van de Commissie voor de Rechten van de Mens en speciaal rapporteur inzake foltering. Vanaf 1 januari 1993 heeft hij als minister van Buitenlandse Zaken het kabinet-Lubbers-III versterkt. Kooijmans is tegenwoordig weer terug op zijn oude stek aan de RUL. Wij spraken 50 jaar na D-Day met de demissionaire minister, voornamelijk over de Verenigde Naties en de Europese Unie.

Verdieping | Interview
november 1994
AA19940725

Interregionale beslissingsharmonie of harmonie methet internationaal privaatrecht?

J.P. de Haan

Sinds het eind van de jaren tachtig zijn in de rechtsliteratuur een aantal boeiende publicaties over het interregionaal privaatrecht verschenen. Vooral het Nederlandse interregionaal echtscheidingsrecht heeft de pennen in beweging gebracht. Dit komt doordat de Nederlandse rechter ten aanzien van veel interregionale echtscheidingen, als waren het internationale echtscheidingen, een grote rechtsmacht heeft aangenomen en veelal Nederlands recht toepasselijk heeft geacht. De centrale vraag in het navolgende artikel is of voor interregionale echtscheidingen de internationaalprivaatrechtelijke regeling volstaat, dan-wel een specifieke regeling van interregionaal echtscheidingsrecht geboden is. Deze kwestie is om twee redenen actueel. Ten eerste heeft de Hoge Raad recentelijk bepaald dat een Nederlands echtscheidings-vonnis in ieder koninkrijksdeel dezelfde rechtskracht heeft; ten tweede is betreffende het interregionaal conflictenrecht een voorontwerp van Rijkswet vervaardigd met als titel Proeve van een Koninkrijkswet Interregionaal Privaatrecht.

Verdieping | Studentartikel
november 1994
AA19940716

Koninklijke Nijverdal ten Cate NV-Mr. Wilderink q.q.

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 18 februari 1994, nr. 15263, ECLI:NL:HR:1994:ZC1270, NJ 1994, 462, nt. WMK (Koninklijke Nijverdal ten Cate NV/Mr. Wilderink q.q.) In dit arrest van de Hoge Raad en de daarbij behorende noot staat het recht centraal zoals dat nog gold voor de invoering van het NBW in 1992. De rechtsvraag is of een tot zekerheid overgedragen goed accessoir is met de vordering waar deze zekerheid voor biedt. De Hoge Raad overweegt in lijn met eerdere rechtspraak dat dat niet het geval is. Kortmann verduidelijkt in zijn noot de zekerheidsoverdracht en typeert deze als een eigendomsoverdracht onder ontbindende voorwaarde van algehele voldoening.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1994
AA19940745

Mattern-VHS

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 17 september 1993, nr. 15077, ECLI:NL:HR:1993:ZC1061, RvdW 1993, 179 (R.G.F. Meier Mattern/VHS Onroerend Goed Maatschappij NV) In dit arrest en de daarbij behorende noot komt duidelijk naar voren dat rechtspersonen handelen door haar organen. In dit arrest is in het geding of een stichting die prioriteitsaandelen houdt van een vennootschap ook kan besluiten zonder dat daartoe het aantal vereiste bestuursleden aanwezig is en welke regels van vertegenwoordiging er spelen. In de noot wordt hier dieper op ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1994
AA19940765

Rechtsvraag (236) Huwelijksvermogensrecht

M.J.A. van Mourik

Rechtsvraag op het gebied van het huwelijksgoederenrecht. Een huwelijks goederengemeenschap wordt verdeeld om op die manier fiscale aanspraken uit de weg te gaan. Vervolgens slaat de Ontvanger de vrouw in kwestie wel aan voor de helft van de belastingschuld op grond van 1:102 BW. De vraag is hoe dit mogelijk is na verdeling van de gemeenschap.

Perspectief | Rechtsvraag
november 1994
AA19940771