Internationaal Europees en buitenlands recht

Het Bundesverfassungsgericht over het Verdrag van Lissabon

R. de Lange

Post thumbnail Op 30 juni 2009 sprak Andreas Voßkuhle, de ¬45-jarige vice-president van het Bundesverfassungsgericht (BverfG), het Federale Constitutionele Hof van de Bondsrepubliek Duitsland, het arrest uit in zaak 2 BvE 2/08 en een vijftal daarmee verbonden zaken.1 Centraal stond een rechtsvraag die al vele maanden de politieke en juridische aandacht gevangen hield: is het Verdrag van Lissabon (2008) in overeenstemming met de Duitse grondwet?

januari 2010
AA20100026

Het communautaire vervoersbestel – zeevaart en luchtvaart

F.A. van Bakelen

In dit artikel wordt ingegaan op het EG-vervoersrecht. In deel I wordt ingegaan op het ontbreken van een consistent vervoersbeleid in Europa. In deel II van het artikel komen verschillende uitspraken aan de orde die zien op het vervoersrecht en laten zien dat het HvJEG hier een groot aandeel in heeft. In deel III gaat de auteur in op de regelgeving op het gebied van het luchtvaartrecht en het zeevaartrecht. In deel IV wordt een blik vooruitgeworpen.

Bijzonder nummer | Europa 1992
mei 1989
AA19890417

Het conflict in Gaza – de rol en betekenis van het internationaal strafrecht

G.K. Sluiter

In deze bijdrage staat de vraag centraal wat de rol en betekenis is van het internationaal strafrecht ten aanzien van het conflict in Gaza. De slotsom is dat de gevechtshandelingen van alle strijdende partijen in veel gevallen te beschouwen zijn als oorlogsmisdrijven; dit volgt uit de jurisprudentie van internationale straftribunalen. Het Internationaal Strafhof heeft rechtsmacht over deze strafbare feiten en zal moeten laten zien dat effectieve vervolging van politieke en militaire leiders zal plaatsvinden.

Opinie | Opiniërend artikel
juni 2024
AA20240518

Het COVA-arrest: een mijlpaal voor de internationale onrechtmatige daad

Th.M. de Boer

Hoge Raad 19 november 1993, nr. 15066, ECLI:NL:HR:1993:ZC1148, RvdW 1993 nr. 230. Ook bekend als het COVA-arrest. Casus in het licht van het internationaal privaatrecht waarbij onrechtmatige daad en verjaring centraal staan. In de noot wordt uitgebreid ingegaan op de regels van conflictrecht rondom deze problematiek.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1994
AA19940165

Het Daschner Dilemma

Dreigen met foltering om levens te redden

S. Garvelink

Post thumbnail Op 30 juni 2008 deed het Europese Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak in de geruchtmakende zaak Gäfgen tegen Duitsland. Het ging daar onder meer om de vraag of levensbedreigende situaties aanleiding kunnen zijn om het taboe op foltering in de rechtsstaat te doorbreken. Dit artikel geeft een overzicht van de feitenen procedures en gaat in op de rechtsfilosofische achtergronden.

Verdieping | Studentartikel
januari 2009
AA20090022

Het democratisch tekort van de Europese triloog

L.A.J. Senden

Trilogen, het informele driepartijenoverleg tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van Ministers, zijn een effectief instrument in het Europese wetgevingsproces. Ze tasten echter ook het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de Europese Unie aan, zo betoogt Linda Senden in deze bijdrage in de serie Recht en Politiek.

Blauwe pagina's | Recht en politiek
november 2020
AA20200990

Het Duitse hondenuitlaatgebod: maatgevend voor het Nederlandse dierenwelzijnsrecht of te gek om los te lopen?

C.W. Ripmeester, J. Staman

Post thumbnail Medio augustus 2020 lanceerde de Duitse bondsminister van Voeding en Landbouw Julia Klöckner een aantal wijzigingen in de regelgeving voor particuliere hondenbezitters. Een opvallende is een concreet geformuleerde ‘uitlaatplicht’ voor hondenbezitters. Zou zo’n verplichting in onze dierenwelzijnswetgeving passen en van waarde kunnen zijn?

Opinie | Opiniërend artikel
april 2021
AA20210368

Het EG-anti-dumpingsbeleid, de Japanse Antimonopoly Law en het vrijhandelsprincipe

W. Stappers

De handelsrelatie tussen Europa en Japan is gespannen. Aan de ene kant voelen Europese producenten zich in hun bestaan bedreigd door de overmatige export van Japanse producten naar Europa en aan de andere kant is er heftige kritiek op de ontoegankelijkheid van de Japanse markt voor buitenlandse (Europese) producten. Hoewel de Europese- en Japanse overheden met de ondertekening van de Algemene Overeenkomst voor Tarieven en Handel het vrijhandelsprincipe hebben aanvaard, hebben zij zich ter bescherming van hun nationale producenten laten verleiden tot protectionistische handelswijzen. Dit protectionisme komt onder andere tot uiting in de manier waarop de EG-anti-dumpingwetgeving en de Japanse Antimonopoly Law gehanteerd worden.

Verdieping | Studentartikel
oktober 1992
AA19920561

Het ERASMUS-programma en de ERASMUS-workshop ‘European Trade Law’

M.H.R.N.Y. Cordewener, J.J.A. Hamers

In het kader van het ERASMUs-programma vond van 12 tot en met 23 maart 1990 de workshop 'European Trade Law' plaats te Trier (BRD). In dit artikel wordt enerzijds aandacht besteed aan het ERASMus-programma als vorm van Europeanisering van het onderwijs als een van de middelen tot het creëren van een 'EUROPA voor de burgers'. Anderzijds zal de inhoud van de workshop nader worden belicht.

Perspectief | Perspectiefartikel
december 1990
AA19900948

Het EU-handelsakkoord met Marokko: ook van toepassing in de Westelijke Sahara?

C.M.J. Ryngaert

Hof van Justitie Europese Unie (HvJ EU) 10 december 2015, nr. T-512/12, ECLI:EU:T:2015:953 (Front Polisario/Raad van de EU)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2016
AA20160208

Het Europa College in Brugge: een life-time experience

E.J. Poelman

In dit artikel wordt de éénjarige Master's opleiding in het Europees recht verzorgd door het Europa college in Brugge beschreven. Aan de orde komen het curriculum, de docenten, huisvesting en het studentenleven.

Perspectief | Perspectiefartikel
oktober 1997
AA19970710

Het Europa van de student

Studentenmobiliteit binnen de Europese Unie

H.A. de la Porte, L. Zegveld

Het ERASMUS-programma is populair onder studenten. In het academisch jaar 1993/1994 hebben ruim 4000 Nederlandse studenten in het kader van het ERASMUS-programma een deel van hun studie in een andere Lid-Staat van de Europese Unie gevolgd. De meeste studenten weten echter niet, dat het EG-Verdrag hen de mogelijkheid biedt om op eigen gelegenheid, buiten ERASMUS om, over de grens te gaan studeren. In de praktijk blijkt de drempel om naar het buitenland te gaan aanzienlijk hoger voor de student die zijn verblijf zelf organiseert dan voor de Erasmusstudent. Dit is het gevolg van de goede rechtspositie van de Erasmusstudent en de extra voorzieningen, die hem worden geboden in de Lid-Staat waar hij tijdelijk verblijft. Hieronder volgt een vergelijking van de twee hoedanigheden van de gemeenschapsstudent en een pleidooi voor stimulering van de mobiliteit van de 'niet-Erasmusstudent'.

Perspectief | Perspectiefartikel
september 1995
AA19950685