Huurrecht

maart 2025

KwartaalSignaal 174: Huurrecht

E.P.W. Korevaar

juni 2025

KwartaalSignaal 175: Huurrecht

E.P.W. Korevaar

september 2025

KwartaalSignaal 176: Huurrecht

E.P.W. Korevaar

Leegstand, kraken en antikraak

H. Priemus

Post thumbnail Deze bijdrage presenteert een beknopte geschiedenis van het kraken in Nederland en de discussies over de daarmee samenhangende wetgeving: de Anti-kraakwet, de Leegstandswet en de Wet Kraken en Leegstand. De auteur staat stil bij het fenomeen anti-kraken en signaleert twee actuele problemen: de rechtspositie van anti-krakers en de machteloosheid van gemeenten op het terrein van de leegstandbestrijding.

Opinie | Opiniërend artikel
mei 2011
AA20110362

Rechtsvraag (216) rechtspraktijk. Huurrecht

T.J. Zuidema

Rechtsvraag op het gebied van het huurrecht vanuit de rechtspraktijk. Elementen die aan bod komen zijn: huurprijs, servicekosten en onverschuldigde betaling.

Perspectief | Rechtsvraag
juni 1992
AA19920376

Rechtsvraag (260) Huurrecht

Hennepkweek

Z.H. Duijnstee-van Imhoff

Rechtsvraag op het gebied van het huurrecht waarbij niet goed huurderschap als beëindiging van een huurovereenkomst aan de orde komt.

Perspectief | Rechtsvraag
februari 1997
AA19970114

Schiet de kamerhuurwetgeving haar doel voorbij?

J. Gisolf

Op 1 juli 1993 is de regeling van de hospitaverhuur in het Burgerlijk Wetboek inwerkinggetreden. Doel van de regeling is om, ten koste van de huurbescherming van de huurder, met name in de grote steden, tot een groter aanbod aan kamers te komen. Eerst geldt een 'proeftijd' van negen maanden waarin vrij opgezegd kan worden. Daarna geldt een nieuwe zesde opzeggingsgrond, die een open belangenafweging tussen de belangen van de huurder en die van de verhuurder inhoudt. Heeft de wetgever met het ontwerpen van deze regeling wel rekening gehouden met de invloed die boek 6 BW op het huurrecht in het 'oude' BW heeft?

Verdieping | Studentartikel
april 1994
AA19940199

Twee arresten over ‘winstafroming’ ex artikel 6:104 BW

W.H. van Boom

Hoge Raad 18 juni 2010, nr. 08/04766, ECLI:NL:HR:2010:BM0893, LJN: BM0893 (Doerga/Stichting Ymere); Hoge Raad 18 juni 2010, nr. 08/04918, ECLI:NL:HR:2010:BL9662, LJN: BL9662 (Setel NV/AVR Holding NV) Verbintenissenrecht. Vordering woningcorporatie wegens illegale onderverhuur. Schadebegroting op bedrag van de winst (art. 6:104 BW). Art. 6:104 BW geeft geen vordering tot winstafdracht, maar verleent de rechter een discretionaire bevoegdheid om de gevorderde schadevergoeding te begroten op de door het onrechtmatig handelen of de wanprestatie genoten winst, of een deel daarvan. Enige schade moet aannemelijk zijn; concreet nadeel hoeft niet te worden aangetoond. Vanwege het niet-punitieve karakter van art. 6:104 BW past de rechter in zoverre terughoudendheid dat waar het behaalde voordeel de vermoedelijke omvang van de schade aanmerkelijk te boven gaat de schade in beginsel wordt begroot op een gedeelte van de winst. Voor toewijzing van de vordering tot winstafdracht gelden niet meer of andere vereisten dan ingevolge art. 6:162 of 6:74 BW voor toewijzing van schadevergoeding (vgl. HR 16 juni 2006, NJ 2006, 585). Het schade toebrengend handelen moet bijvoorbeeld op de voet van art. 6:162 lid 3 BW of art. 6:75 BW aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend. Art. 6:104 BW eist geen bijzondere mate van verwijtbaarheid. De in art. 6:104 BW bedoelde winst hoeft geen betrekking te hebben op de winst die de benadeelde zelf had kunnen realiseren. In het algemeen kan niet de eis worden gesteld dat de op te leggen schadevergoeding in een reële verhouding staat tot de daadwerkelijk geleden schade.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 2011
AA20110118

Verhuuranalogie (on)houdbaar?

M. Albers

Bij de heffing van omzetbelasting heeft de wetgever ervoor gekozen om bepaalde (rechts)handelingen aan te merken als verhuur van onroerende zaken, die civielrechtelijk niet als zodanig worden geduid. Een en ander speelt in belangrijke mate bij de beperkt zakelijke rechten, zijnde het recht van erfpacht, het recht van opstal en de erfdienstbaarheid. In het onderzoek dat heeft geleid tot mijn proefschrift heb ik uitgebreid stilgestaan bij de hiervoor bedoelde verhuuranalogie. In onderstaande bijdrage zal ik enige conclusies bespreken.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
oktober 2017
AA20170854

Woningruil

I.J.E.H.C. Degeling, W.F.C. van Megen

De nieuwe huurwetgeving van 1979 heeft een aantal nova in huurrecht geïntroduceerd. Zo zijn onder meer de rechten en plichten van onderhuurder, medehuurder en samenwoner in het BW vastgelegd. Een ander novum is de machtiging van de kantonrechter om de nieuwe huurder in de plaats te stellen van de oorspronkelijke huurder bij woningruil ex artikel 1623 l BW. Voordat deze bepaling er was, bestond de mogelijkheid tot woningruil uitsluitend bij de gratie van de resp. verhuurders. Zonder toestemming begon men niets. De nu in het leven geroepen bepaling, in de wet gekomen door een amendement van mw. Salomons, brengt daar verandering in. Het streven was een artikel te creëren naar analogie van art. 1635 BW, dat betrekking heeft op in de plaatsstelling van de huurder bij de overdracht van een bedrijfsruimte. Beide artikelen vertonen dan ook de nodige gelijkenis. Dat de toepassing van art. 1623 l de nodige problemen oplevert zullen wij hierna uiteenzetten. Achtereenvolgens zullen aan de orde komen: de relatie met artikel 1635; de woonvergunning; inachtneming van de omstandigheden; het zwaarwichtig belang; de verplichte afwijzingsgronden; het vooruitlopen op de machtiging; voorwaarden of last; beide verhuurders weigeren; dezelfde huurovereenkomst; de relatie tussen ruilers; de positie van medehuurder, onderhuurder en samenwoner.

september 1982
AA19820495

Woonruimte bestemd voor studenten moet bewoond worden door studenten!

A.W. Jongbloed

In dit artikel wordt ingegaan op de problematiek rondom studiestakers of -afronders die huisvesting voor studenten bezet houden. Er bestaat een wetsvoorstel dat dit probleem kan oplossen. De schrijver bespreekt dit wetsvoorstel kritisch.

Verdieping | Verdiepend artikel
mei 2005
AA20050352

Zijn opslagbedingen bij woninghuur oneerlijk?

W.H. van Boom

Hoge Raad 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1780 (ASR Dutch Residential Custodian BV/huursters)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2025
AA20250771