Coronacrisis, staatsnood(recht) en mensenrechten: beeld van een driehoeksverhouding


Er is afgelopen anderhalf jaar veel politieke en juridische discussie geweest over staatsrechtelijke en grondwettelijke aspecten van de maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis. Daarbij kwam onder meer de vraag aan de orde of het staats­noodrecht gebruikt zou kunnen worden om deze crisis het hoofd te bieden. Deze bijdrage bekijkt de corona­maatregelen en het staatsnoodrecht vanuit een mensen­rechtelijk en verdrags­rechtelijk perspectief. Want ook in de mensenrechten­verdragen zitten speciale bepalingen die gericht zijn op situaties van staatsnood. En een relevante vraag is of de corona­maatregelen niet zodanig omvangrijke ingrepen in de vrijheid van burgers opleveren dat een beroep op die speciale noodtoestandsbepalingen uit de mensenrechtenverdragen noodzakelijk is. Daarnaast speelt bij beperkingen van de vrijheidsrechten van burgers het proportionaliteitsvereiste altijd een essentiële rol. Maar hoe moet en kan de toets aan dit vereiste plaatsvinden in onzekere (crisis)omstandigheden?