Toont alle 4 resultaten

Chabot-arrest

M.S. Groenhuijsen

Hoge Raad 21 juni 1994, nr. 96.972, ECLI:NL:HR:1994:AD2122 (Chabot) Hulp bij zelfdoding door psychiatrische patiënt. Vrije wilsbepaling. Behoedzaamheid bij onderzoek naar noodtoestand. Afdoening door de Hoge Raad. Arrest en bijbehorende noot in het kader van de rode draad 'Materieel strafrecht in beweging' over de strafbaarheid van hulp bij zelfdoding. In dit arrest formuleert de Hoge Raad een aantal regels waaraan een beroep op noodtoestand bij hulp bij zelfdoding moet voldoen. Er moet sprake zijn van uitzichtloos lijden van de patiënt, welk leiden overigens niet aan een somatische ziekte hoeft te liggen en van de oorzaak van het uitzichtloos leiden dient te worden geabstraheerd. Verder moet de keuze van de patiënt om niet meer verder te willen leven een vrije keuze zijn. Tenslotte moet de arts die beoordeeld of aan de eerste twee voorwaarden is voldaan een vakgenoot inroepen die bovengenoemde eisen controleert. In de noot bij dit arrest wordt dieper op de problematiek ingegaan mede in het licht van veranderende maatschappelijke inzichten en gevoelens die misschien tot andere regels rondom hulp bij zelfdoding en euthanasie nopen. Dieper wordt er ingegaan op de eisen die de Hoge Raad formuleert voor een geldig beroep op noodtoestand.

Annotaties en wetgeving | Annotatie | Overig | Rode draad | Materieel strafrecht in beweging
november 1994
AA19940738

Coronacrisis, staatsnood(recht) en mensenrechten: beeld van een driehoeksverhouding

J.P. Loof

Post thumbnail Er is afgelopen anderhalf jaar veel politieke en juridische discussie geweest over staatsrechtelijke en grondwettelijke aspecten van de maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis. Daarbij kwam onder meer de vraag aan de orde of het staats­noodrecht gebruikt zou kunnen worden om deze crisis het hoofd te bieden. Deze bijdrage bekijkt de corona­maatregelen en het staatsnoodrecht vanuit een mensen­rechtelijk en verdrags­rechtelijk perspectief. Want ook in de mensenrechten­verdragen zitten speciale bepalingen die gericht zijn op situaties van staatsnood. En een relevante vraag is of de corona­maatregelen niet zodanig omvangrijke ingrepen in de vrijheid van burgers opleveren dat een beroep op die speciale noodtoestandsbepalingen uit de mensenrechtenverdragen noodzakelijk is. Daarnaast speelt bij beperkingen van de vrijheidsrechten van burgers het proportionaliteitsvereiste altijd een essentiële rol. Maar hoe moet en kan de toets aan dit vereiste plaatsvinden in onzekere (crisis)omstandigheden?

Bijzonder nummer | Crisis!
juli 2021
AA20210672

Nood breekt wet?

Over de onbedoelde en ongewenste gevolgen van een noodtoestand bij dreiging

S.C. Douglas, B.A. de Graaf, H.R.B.M. Kummeling, M. Noordegraaf, M.J.W.A. Schiffelers, N.M. Terpstra

Post thumbnail In geval van dreiging is het verleidelijk om de noodtoestand af te kondigen. Ofschoon de noodtoestand een juridische grondslag kent, is de uitwerking en doorwerking ervan niet op voorhand duidelijk. De auteurs laten zien dat de betekenis van noodmaatregelen van land tot land verschilt, en dat de noodtoestand vooral door politiek-bestuurlijke actie wordt gevormd. De maatschappelijke effecten zijn bovendien lastig te beheersen. Politieke bestuurders kunnen verstrikt raken.

Bijzonder nummer | Crisis!
juli 2021
AA20210704

Staatsnoodrecht: balanceren tussen democratie en slagvaardigheid

J. Doomen

Deze bijdrage is gericht op een specifiek onderdeel van de modernisering van het staatsnoodrecht. De centrale vraag is of de separate inwerkingstelling van noodwetgeving in het licht van actuele en toekomstige dreigingen en maatschappelijke ontwikkelingen aanpassing behoeft. In de analyse betrek ik de mogelijkheid van directe ministeriële inzet van separate noodbevoegdheden en de rol van de Staten-Generaal in de besluitvorming omtrent het voortduren van die separate inwerkingstelling van noodwetgeving.

Rode draad | Grenzeloze Grondwetten
oktober 2022
AA20220806

Toont alle 4 resultaten