Toont alle 12 resultaten

Artiestenverloningen-Prae Artiestenverloning: de (on)rechtmatigheid van de louter beschrijvende, verwarringwekkende domeinnaam

D.J.G. Visser

Hoge Raad 11 december 2015, nr. 14/04460, ECLI:NL:HR:2015:3554 (Artiestenverloningen/Prae Artiestenverloning)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2017
AA20170047

Dairy Partners/DOC Dairy Partners

Verwarringsgevaar, vrijhoudingsbehoefte en de beschrijvende handelsnaam

D.J.G. Visser

Hoge Raad 19 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:269 (Dairy Partners/DOC Dairy Partners)

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 2021
AA20210486

Davidoff/Gofkid

Ch.E.F.M. Gielen

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 9 januari 2003, zaaknr. C-292/00, ECLI:EU:C:2003:9 (Davidoff/Gofkid) De bescherming van bekende merken geldt, ondanks de tekst van artikel 5 lid 2 Merkenrichtlijn, ook wanneer dit merk of een daarmee overeenstemmend teken wordt gebruikt voor soortgelijke waren of diensten.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2003
AA20030781

De springende roofkat

H. Cohen Jehoram

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 11 november 1997, zaak C-251/95, ECLI:EU:C:1997:528 (SABEL BV/Puma AG, Rudolf Dassler Sport) Het criterium ‘gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk’, als bedoeld in de eerste Merkenrecht richtlijn moet aldus worden uitgelegd, dat gevaar voor verwarring niet reeds aanwezig kan worden geacht, indien het publiek twee merken wegens hun overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juli 1998
AA19980700

Ex Aequo, net zo goed als Ars Aequi, maar je krijgt geld toe!

D.J.G. Visser

Post thumbnail Amusant artikel waarbij ingegaan wordt op de kracht van het juridische studentenblad Ars Aequi en het gebruik daarvan als merk. Daarbij wordt ingegaan op de inschrijfbaarheid van het merk 'Ars Aequi' en de bescherming van het merk. Hierbij komt veel jurisprudentie aan de orde.

Opinie | Amuse
oktober 2009
AA20090620

Herkomst- en goodwillinbreuk in het merkenrecht na INTEL en L’Oréal

A.A. Quaedvlieg

Post thumbnail In de twee snel opeenvolgende zusterarresten INTEL en l’Oréal heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) niet alleen het eigene van de goodwillfunctie belicht, maar ook verrassende samenhangen met en overgangen naar de klassieke herkomstfunctie onthuld. Tijd voor een bestandsopname van de sophisticated machine die het leerstuk van de merkinbreuk geworden is.

december 2009
AA20090799

maart 1992

Katern 42: Economisch recht en intellectuele eigendom

A.A. Quaedvlieg

september 1994

Katern 52: Europees recht

- UL Europa Instituut

maart 1998

Katern 66: Economisch recht en intellectuele eigendom

E.J. Arkenbout

juni 2006

Katern 99: Economisch recht en intellectuele eigendom

F.G.M.M. Alsters

O2- Hutchison

Ch.E.F.M. Gielen

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG) 12 juni 2008, zaak C-533/06, ECLI:EU:C:2008:339 (O2/Hutchison) Arrest en bijbehorende noot van het HvJ EG waarin het volgende naar voren komt: Uitleg van artikel 5 lid 1 en 2 Merkenrichtlijn 89/104/EEG en van artikel 3bis lid 1 Richtlijn Vergelijkende Reclame 84/450 EEG. De houder van een ingeschreven merk is niet gerechtigd te verbieden dat een derde in vergelijkende reclame die voldoet aan alle in artikel 3bis lid 1 genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid, gebruikmaakt van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met zijn merk. Indien is voldaan aan alle in artikel 5 lid 1 sub b van de Merkenrichtlijn gestelde voorwaarden om het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met een ingeschreven merk, te verbieden, kan de vergelijkende reclame waarin gebruik wordt gemaakt van genoemd teken, echter onmogelijk voldoen aan de in artikel 3bis, lid 1 sub d van de Richtlijn Vergelijkende reclame genoemde voorwaarde voor geoorloofdheid. De houder van een ingeschreven merk is niet gerechtigd te doen verbieden dat een derde in vergelijkende reclame gebruikmaakt van een met dit merk overeenstemmend teken voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, indien dit gebruik niet leidt tot verwarringsgevaar bij het publiek, en dit ongeacht of de vergelijkende reclame voldoet aan alle in artikel 3bis van de Richtlijn Vergelijkende Reclame genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 2008
AA20080812

Raamuitzetter

H. Cohen Jehoram

Hoge Raad 31 mei 1991, nr. 14253, ECLI:NL:HR:1991:ZC0259, NJ 1992, 391 (Borsumij/Stenman). Ook bekend als Raamuitzetter. Uitspraak van de Hoge Raad en daarbij behorende noot op het gebied van het octrooirecht. In de uitspraak komt aan de orde wat de verhouding is tussen de leer van de slaafse nabootsing en de modernere prestatieontlening. De Hoge Raad oordeelt dat de laatste leer de eerdere heeft geabsorbeerd. In de noot wordt dieper op deze problematiek ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
september 1993
AA19930680

Toont alle 12 resultaten