Resultaat 421–432 van de 7226 resultaten wordt getoond
P. Cronheim
Aan de hand van een vergelijking met de revindicatie ex art. 2014 lid 2 BW zal in dit artikel onderzocht worden, of de kwalificatie ‘persoonlijk recht’ op juiste gronden aan het recht op overdracht van art. 3.4.2.3a lid 2 NBW gegeven is.
september 1981AA19810465
G.J. van de Kamp
Op 24 november 1993 deed het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna 'het Hof) een prejudiciële uitspraak in de strafzaken tegen de heren B. Keek en D. Mithouard. Ondanks het feit dat het Hof met het Keck-arrest duidelijkheid heeft willen verschaffen over de reikwijdte van artikel 30 EG-Verdrag, roept het arrest ook vele nieuwe vragen op. Getracht wordt enige duidelijkheid in deze materie te brengen. Hiertoe zal met name de invloed van het Keck-arrest op reclameregelingen worden belicht.
Verdieping | Studentartikelseptember 1995AA19950660
H.J. de Kloe
Blauwe pagina's | Ode aan de schakelbepalingennovember 2017AA20170938
M. Schellekens
Ons wetboek van Strafrecht is op 27 januari j.l. verrijkt met een nieuw artikel 435e. Dit artikel stelt telefonische colportage voor een liefdadig of ideëel doel strafbaar. Het is ontsproten aan het brein van de wetgever, omdat bestaande wettelijke bepalingen tekort schoten bij het bestrijden van malafide telefoonpraktijken. De wetgever begaf zich echter op glad ijs: artikel 7 Gw en art. 10 ECRM liggen op de loer om aan de nieuwe strafbepaling zijn kracht te ontnemen en artikel 326 Sr. kan niet helemaal opzij geschoven worden, hoewel dit blijkens de nota’s en memories wel de bedoeling is. In onderstaand opstel worden de nota's besproken, welke het levenslicht zagen naar aanleiding van het artikel en worden enkele kanttekeningen geplaatst bij het eindproduct.
Witte stukkenseptember 1982AA19820506
K.J.M. Mortelmans
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (HvJ EG) 9 december 1997, ECLI:EU:C:1997:595, nr. C-265/95 (Commissie van de Europese Gemeenschappen t. Franse Republiek) Noot bij een arrest van het HvJ EG waarbij het vrij verkeer van goederen en de verstoring daarvan aan de orde is.
Annotaties en wetgeving | Annotatiemaart 1998AA19980200
M. Nap
Blauwe pagina's | Ode aan de schakelbepalingenjuni 2017AA20170468
E.P. de Jong
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 29 mei 1986, nr. 8562/79, ECLI:CE:ECHR:1986:0529JUD000856279 (Feldbrugge-arrest) en Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 29 mei 1986, nr. 9384/81, ECLI:CE:ECHR:1986:0529JUD000938481 (Deumeland-arrest)
Annotaties en wetgeving | Annotatieapril 1987AA19870242
H.J. van Kooten
Kan hetgeen ter nakoming van een nietige overeenkomst is gepresteerd, uit onverschuldigde betaling worden teruggevorderd? Onder het oude BW beantwoorde de Hoge Raad deze vraag bevestigend. Immers, een nietige overeenkomst doet geen verbintenissen ontstaan en hetgeen uit doen hoofde is betaald, kan daarom ongedaan worden gemaakt. Dat is ook de hoofdregel onder het huidige BW. De terugvorderingsactie zal echter niet slagen voor zover deze in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid. In deze bijdrage wordt onderzocht wat redelijkheid en billijkheid in artikel 6:211 BW eisen. Het Engelse restitutierecht dient daarbij als bron van inspiratie.
Bijzonder nummer | Rechtsvergelijkingmei 1994AA19940311
A.G. Castermans
Artikel 6:230u BW is op 13 juni 2014 in werking getreden. Zij vraagt om twee redenen de aandacht. Ten eerste geeft zij uiting aan het draagkrachtbeginsel in het contractenrecht. De vraag is hoe bijzonder dat is. Ten tweede verbiedt zij de handelaar een aanbod te doen aan een consument die dreigt boven zijn stand te gaan leven; de vraag is op straffe waarvan. Beide vragen houdt Alex Geert Castermans tegen het licht. Hij sluit af met enige uitlegkwesties.
Blauwe pagina's | Bijzondere bepalingen | Verdiepingseptember 2016AA20160576
A. van Plateringen
Dit artikel is een proefschrift waarbij de vraag centraal staat of om een beroep te kunnen doen op art 6:258 BW er sprake moet zijn van onvoorziene omstandigheden of dat ook voorzienbare omstandigheden voldoende zijn.
Literatuur | Proefschriftbijdragejanuari 2002AA20020047
P.W.A. Gerritzen
Aan artikel 60a van de Wet op de Raad van State wordt in de literatuur weinig aandacht besteed. Dit in tegenstelling tot artikel 80 van de Wet, een bepaling van gelijke strekking. Artikel 60a heeft tot voor kort weinig toepassing gevonden. Waar in de wet de mogelijkheid tot beroep op de Kroon wordt geopend heeft dit beroep in de meeste gevallen van rechtswege schorsende werking. Uit recente wetswijzigingen en wetsontwerpen blijkt echter een voorkeur om de automatisch schorsende werking te vervangen door de mogelijkheid om met toepassing van artikel 60a schorsing te bewerkstelligen. Dit verschijnsel doet zich o.a. voor in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Met betrekking tot bestemmingsplannen en stadsvernieuwingsplannen kan men, gezien het specifieke karakter van deze regelingen, zich afvragen of de Voorzitter van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State wel voldoende is geëquipeerd om die rechtsbescherming te kunnen bieden die opgesloten ligt in de van rechtswege schorsende werking.
mei 1982AA19820226
R.E. Brinkman
De echtgenoot van een schuldenaar die failliet is, kan alle goederen terugnemen die hem toebehoren en niet in de huwelijksgemeenschap vallen, aldus artikel 61 Fw. Vaak voegt de faillissementswet iets toe aan het algemene vermogensrecht en in casu het huwelijksvermogensrecht, of beperkt de toepassing daarvan. Doet artikel 61 Fw dat ook? De voorzichtige conclusie is dat dit artikel niet of nauwelijks iets toevoegt aan hetgeen ook al uit het algemene vermogensrecht en huwelijksvermogensrecht voortvloeit.
Rode draad | Snijvlakken & Kruisbestuivingennovember 2023AA20230890