Maandbladartikel

Lobbyspelregels kunnen niet zonder professionalisering van de ontvangende rol

A. Timmermans

In Nederland wordt al jaren discussie gevoerd over de regulering van de lobby, het invoeren van spelregels op een druk terrein vol belangen en idealen dat nog grotendeels laissez faire is. Het in goede banen leiden van het lobbyverkeer in Nederland vraagt niet alleen dat meer werk wordt gemaakt van regulering, maar ook dat het professioneel bewustzijn van de ontvangende rol van de overheid beter wordt ontwikkeld.

Opinie | Opiniërend artikel
maart 2025
AA20250206

Lockerbie

E.M.H. Hirsch Ballin

High Court of Justiciary at Camp Zeist 31 januari 2001, Case No: 1475/99 (Her Majesty’s Advocate v. Abdelbaset Ali Mohmed al Megrahi and Al Amin Khalifa Fhimah, Prisoners in the Prison of Zeist, Camp Zeist (Kamp van Zeist), The Netherlands) Op 31 januari 2001 deed het Schotse hof dat op grond van een speciaal verdrag in Nederland zitting hield, uitspraak in het strafproces tegen twee Libiërs. De betrokkenen werden verdacht van het plaatsen van een bom aan boord van een Amerikaans passagiersvliegtuig dat op 22 december 1988 boven Schotland tot ontploffing kwam. Hierbij vielen 270 slachtoffers. De verdachte Megrahi werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf wegens moord, met de bepaling dat vervroegde invrijheidstelling niet eerder dan na 20 jaar mag plaatsvinden. De verdachte Fhimah daarentegen werd vrijgesproken wegen gebrek aan bewijs. Omdat in de uitspraak van het Hof alles draait om de kwaliteit van de bewijsvoering, valt de aanzienlijke verkorte weergave ervan vrij lang uit. Men moet hiervan kennisnemen om te kunnen begrijpen hoe de Schotse aanklager het spoor meent te kunnen volgen van wrakstukken naar deze twee individuen. In aansluiting op de verkorte publicatie van de uitspraak worden enige aspecten van de zaak toegelicht die van bijzonder juridisch belang zijn. Zie de volledige uitspraak: https://www.scotcourts.gov.uk/docs/default-source/sc---lockerbie/lockerbiejudgement.pdf?sfvrsn=2

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2001
AA20010270

Lodewijk Ernst Visser (1871-1942)

C.J.H. Jansen

Post thumbnail

Lodewijk Ernst Visser was een moedig man, een man die vanaf 1933 – het jaar van de machtsovername van Hitler – heeft gewezen op en zich heeft verzet tegen het onrecht dat de nazi’s de Joden in Duitsland aandeden en hij ging daarmee door nadat de nazi’s Nederland hadden bezet. Na de oorlog verdween Visser echter bijna uit ieders herinnering.

Blauwe pagina's | Rechtsheld(inn)en
februari 2022
AA20220084

Loeff versus Struycken: wie had gelijk?

R.J.N. Schlössels

In deze bijdrage bij de 'Canon van het recht' bespreekt de auteur de de uitkomsten van de discussie tussen Struycken en Loeff aan het begin van de vorige eeuw over de invoering van algemene bestuursrechtspraak in Nederland. In het artikel komen kort de argumenten van beide heren over al dan niet invoering hiervan aan de orde. Aan het einde bespreekt de auteur het ongelijk van beiden aan de hand van het stelsel van de invulling van de hedendaagse bestuursrechtspraak.

Overig | Rode draad | Canon van het Recht
oktober 2009
AA20090686

Loeffen q.q.-Mees & Hope I

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 8 juli 1987, nr. 12915, ECLI:NL:HR:1987:AC0457 (Loeffen q.q.-Mees & Hope I) Arrest en noot behorende bij de rode draad 'financiële markten en instellingen'. In deze uitspraak staat centraal wanneer een betaling aan een bank al dan niet vatbaar is voor verrekening, Pauliana en wat daarbij de invloed is van de goede trouw. In de noot, waarbij de annotator het arrest als belangrijk bestempeld, wordt hier dieper op ingegaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie | Overig | Rode draad | Financiële markten en instellingen
maart 1988
AA19880191

Loeffen q.q.-Mees & Hope II

S.C.J.J. Kortmann

Hoge Raad 22 maart 1991, nr. 14142, RvdW 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0182 (Loeffen q.q.-Mees & Hope II) Arrest van de Hoge Raad en daarbij behorende noot over de strekking van art. 47 Fw. De Hoge Raad komt tot het oordeel dat in dit artikel geen weerlegbaar vermoeden van kwader trouw zit. De annotatie is een aanvulling bij een eerdere annotatie in Ars Aequi en is toegespitst op de faillissementspauliana.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
mei 1992
AA19920290

Logica en recht: een onhoudbaar huwelijk

L.M.M. Royakkers

Post thumbnail In dit artikel wordt aan de hand van een casus die gebaseerd is op de RVV ingegaan op de regels van de logica. Aan de orde komen de syntactische inconsistentie en de semantische inconsistentie aan de orde. De auteur betoogt dat het recht geen grip heeft op inconsistenties. Daaraan voorafgaand gaat de auteur in op de logica, de aard daarvan en enkele centrale begrippen. In de laatste paragraaf gaat de auteur in de band en de werking tussen recht en logica.

Verdieping | Studentartikel
januari 2009
AA20090011

Lokale Omroep: een heet hangijzer in omroepland

Er bestaat een toenemend verlangen naar grotere betrokkenheid met wat zich in de directe omgeving afspeelt. Lokale Omroep kan hierin als communicatie- en participatiemiddel mogelijk voorzien. Een beleid dat achter de ontwikkelingen aanloopt en een niet afdoende (voorlopige) maatregel, hebben de vraag naar deze vorm van omroep niet kunnen beantwoorden. Om hieraan tegemoet te komen zal op de korte termijn een actief overheidsbeleid noodzakelijk zijn. Op de langere termijn zal in het kader van een samenhangend mediabeleid de Lokale Omroep onderdeel moeten uitmaken van een geïntegreerde omroepwetgeving, waarin hij op gelijke voet zal moeten staan met de landelijke en regionale omroep, hetgeen (verstrekkende) consequenties heeft voor het onderliggend wettelijk kader.

januari 1983
AA19830065

Longkanker door asbest en-of roken: proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband

S.D. Lindenbergh

Hoge Raad 31 maart 2006, nr. C04/303HR, ECLI:NL:HR:2006:AU6092, LJN: AU6092, RvdW 2006, 328 (Nefalit/Karamus) In het in deze annotatie baanbrekende arrest wordt besproken dat de Hoge Raad causaal verband, en daarmee aansprakelijkheid, aanneemt in het geval dat de kans bestaat dat er door een bepaalde normschending schade is ontstaan.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
oktober 2006
AA20060736

Look who’s (s)talking

J. Bockwinkel, M. Scheffers

Redactioneel artikel waarin wordt ingegaan op de juridische leemte die heerst rondom het probleem van het al dan niet strafbaar stellen van stalking. De minister heeft een verzoek daartoe afgewezen.

Opinie | Redactioneel
december 1997
AA19970843

Loon naar werk?

L.H.A.J.M. Quant, M.V. Ulrici

Een veelgestelde vraag aan Nederlandse advocaten is: krijgen wij hier ook Amerikaanse toestanden? Met Amerikaanse toestanden wordt dan bedoeld: megaclaims, class actions en geldverslindende advocaten met forse declaraties... Er wordt verteld van de inbreker te Los Angeles, die tijdens zijn werk van de trap viel, een been brak en met succes een forse schadevergoeding van de eigenaar van het huis wist te vorderen. Of van de 80-jarige vrouw, die in de drive-in MacDonalds een beker koffie kocht, deze tussen haar bovenbenen klemde terwijl zij wegreed, zich vervolgens (hoe kan het ook anders) aan de uit de beker golvende koffie brandde en een schadevergoeding kreeg waarmee zij haar volgende 80 jaar heel aardig zou kunnen doorkomen. De absolute klassieker is de bejaarde dame die probeerde haar zojuist gewassen schoothondje te drogen in de magnetron en schadevergoeding zou hebben gekregen omdat de gebruiksaanwijzing niet vermeldde over pas gewassen hondjes...

mei 1998
AA19980474

Loonmatiging revisited?

J. Riphagen

Hoge Raad 1 juni 1990, nr. 13910, ECLI:NL:HR:1990:AB7630, NJ 1990, 715 (Kasteleijn/Penrod) In 1979 heeft de Raad beslist dat een redelijke wetstoepassing meebrengt de in het vijfde lid van artikel 1639r BW opgenomen matigingsbevoegdheid van analoge toepassing te achten op de op artikel 1638d gebaseerde vordering tot doorbetaling van loon bij (o.a.) nietig ontslag. Ook gelet op de nadien opgetreden rechtsontwikkeling ziet de Raad geen aanleiding om dit standpunt niet langer te handhaven. Wel treft het cassatiemiddel in zoverre doel, dat deze matigingsbevoegdheid ertoe strekt om een onaanvaardbaar resultaat te vermijden. In het licht van dit uitgangspunt dient dan ook de vraag of matiging in een concreet geval op haar plaats is, te worden beantwoord. Daarbij dient de rechter, die over de matiging oordeelt, een mate van terughoudendheid te betrachten welke met deze strekking overeenkomt.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1991
AA19910244