Maandbladartikel

Het Statuut van Rome, haar lidstaten en de aanklager van het Strafhof

T.R.C. Bos, H.G. Leffers

Het Statuut van Rome is de juridische basis van het Internationale Strafhof, dat sinds juni 2002 gevestigd is in Den Haag. Dit jaar zal in mei – ruim zeven jaar na de inwerkingtreding van het Statuut – conform artikel 123 van dit verdrag een herzieningsconferentie worden georganiseerd om de werking van het Statuut te evalueren. Ingevolge artikel 121 kunnen lidstaten vervolgens wijzigingen voorstellen die tijdens deze conferentie behandeld zullen worden. Het is echter de vraag of veel van deze voorstellen verwacht mag worden gezien de ontwikkeling die de laatste jaren heeft plaatsgevonden in de opstelling van de aanklager van het Strafhof.

Opinie | Redactioneel
januari 2010
AA20100005

Het stelsel van gedragsregels in het wegverkeer

M. Otte

Bespreking van een proefschrift met daarin de volgende centrale stelling: In het verkeersstrafrecht dient aan het vage verbod geen gevaar op de weg te veroorzaken bestaansrecht te worden ontzegd vanwege het ontbreken van enige informatieoverdracht aan de weggebruiker.

Literatuur | Proefschriftbijdrage
maart 1994
AA19940179

Het Straatsburgse oordeel over de ernstig geschokte rechtsorde, het slot van een trilogie

Het straatverbod: onbeperkte toepassing?

A. Holwerda

Het straatverbod blijkt de laatste tijd een veelbeproefd juridisch instrument voor mensen die worden lastiggevallen of dreigen te worden lastiggevallen. Tot nu toe heeft de rechter zich zeer gevoelig getoond voor de noden en behoeften van degenen die in kort geding een verbod eisten. Bestudering van de rechtspraak maakt een groeiende bekommernis zichtbaar met de positie van slachtoffers van onrechtmatige gedragingen. Deze constatering leidt tot de vraag naar de juridische begrenzingen van het straatverbod. Hoe ver kan en mag de rechter gaan bij het honoreren van de behoefte van eiser(es) om verschoond te blijven van ongewenste confrontaties? Waar komt een straatverbod in strijd met het belang van de gedaagde om onder zo min mogelijk vrijheidsbeperkende maatregelen te leven? Het is dit probleem van de verenigbaarheid van straatverboden met het grondrecht van bewegingsvrijheid welke het onderwerp vormt van dit artikel. Aan de hand van enkele markante gevallen uit de rechtspraktijk zal ik proberen aan te geven wat ik, gelet op het grondrecht van bewegingsvrijheid, nog een toelaatbare toepassing van het straatverbod acht.

Overig | Rode draad | Slachtoffers van delicten
maart 1989
AA19890175

Het strafrecht als cement van de samenleving

Interview met prof.mr. Th.W. van Veen

F.G.H. Kristen, K. Schrijvers

Prof.mr. Th.W. van Veen studeerde voor de oorlogsjaren (1938-1939) rechten in Utrecht en voltooide zijn studie tijdens de oorlog in Groningen. Een drieëneenhalf uur durend mondeling examen bij prof.mr. M.P. Vrij vormde de basis voor een verdergaande samenwerking. Hoewel Vrij — op dat moment reeds raadsheer in de Hoge Raad — in wezen zijn promotor was, promoveerde Van Veen in 1949 op het thema generale preventie bij prof.mr. B.V.A. Röling. Na twintig jaar als journalist bij het Vrije Volk gewerkt te hebben, waarvan de laatste zes jaar als hoofdredacteur, aanvaardde hij in 1969 het hoogleraarschap in Groningen. Sedertdien heeft Van Veen talloze malen van zich laten horen met wetenschappelijke publicaties, de bewerking van Van Bemmelens handboek Ons Strafrecht en de vele noten in de Nederlandse Jurisprudentie. Op 11 januari 1996 spraken wij met de emeritus hoogleraar in zijn woning te Zuidhorn.

Verdieping | Interview
september 1996
AA19960550

Het strafrecht tussen waarheid en leugen: over Holocaustontkenning en andere memory laws

M. van Noorloos

Post thumbnail Memory laws stellen ontkenning van grootschalige mensenrechtenschendingen uit het verleden – en soms ook uitingen als het bagatelliseren of rechtvaardigen van zulke misdaden – strafbaar. Zo heeft Polen het onlangs verboden om de Poolse natie verantwoordelijk te houden voor de Holocaust. Wat is de ratio achter zulke wetten en hoe verhouden die zich tot de vrijheid van meningsuiting?

Opinie | Opiniërend artikel
december 2018
AA20181010

Het strafrecht voorbij

M. Wladimiroff

Er wordt wel eens gezegd dat in oorlog en liefde alles geoorloofd zou zijn. Ethici onder ons zullen zich — afgezien van de vraag of liefde als een vorm van oorlogsvoering kan worden gezien — afvragen waarom in tijd van oorlog geoorloofd zou zijn wat in tijd van vrede ontoelaatbaar is. In deze bijdrage wordt de ontwikkeling van het internationale humanitaire recht als een middel tot beperking van ethisch onrecht besproken. In dit recht staat zowel de bescherming van het niet bij de strijd betrokken individu, als de individuele verantwoordelijkheid voor schendingen van dat recht, centraal. Het beoogt, ondanks of juist vanwege het met een gewapend conflict gepaard gaande onrecht, algemeen aanvaarde normen te handhaven. Aldus heeft zich een rechtssysteem ontwikkeld dat de universele geldigheid van humanitaire normen, als onaantastbaar rechtsgoed, geldend maakt. Het ideaal van universele gelding wordt echter beter gediend wanneer naast zwakke nationale handhaving ook effectieve internationale handhaving van deze humanitaire normen algemeen zou worden aanvaard.

Overig | Rode draad | Recht en ethiek | Verdieping | Verdiepend artikel
december 1998
AA19980942

Het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM)

I. Boerefijn

Beschrijving van de werkzaamheden van het in 1982 opgerichte Studie- en informatiecentrum Mensenrechten. Er wordt ingegaan op de langdurige projecten, zoals het in kaart brengen van alle rechtspraak op het gebied van de mensenrechten (Digest-project). Verder wordt de documentatie, kortlopende projecten en een nadere uitwerking van het Digest-project gegeven.

Verdieping | Verdiepend artikel
juni 1990
AA19900378

Het subsidiariteitsbeginsel in de Europese Grondwet: panacee of paard van Troje?

P. de Jonge

Het subsidiariteitsbeginsel zoals uitgewerkt zoals uitgewerkt in de in 2005 verworpen 'Europese Grondwet', zou bij aanvaarding hebben geleid tot de transformatie van de EU tot een federale superstaat.

Overig | Ars Aequi-prijswinnaar | Verdieping | Studentartikel
december 2006
AA20060857

Het systeem van het privaatrecht

R.M. Wibier

Post thumbnail Deze bijdrage gaat over de vraag of het privaatrecht een systeem vormt, of bestaat uit losse, onsamenhangende regels. En over wat dat betekent voor de wetenschap en de rechtspraktijk. En voor de vrijheid van de wetgever om van dat systeem af te wijken. Als voorbeeld wordt het ontwerp ‘Wet opheffing verpandingsverboden’ besproken.

Opinie | Opiniërend artikel
november 2020
AA20201042

Het Tallon-kriterium revisited

Th.A. de Roos

Hoge Raad 26 september 2000, nr. 00544/99, ECLI:NL:HR:2000:AA7233 Tallon-kriterium volgens het Hof in casu niet geschonden, omdat niet kan worden gezegd dat de verdachte door de uitlatingen van de verbalisant is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. HR: Dit oordeel geeft geen blijk van een verkeerde rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het Hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk een fragment van de gerelateerde conversatie tussen de opsporingsambtenaar-verbalisant en de verdachte aldus verstaan dat daaruit het initiatief van de laatste tot de cocaïne-deal moet worden afgeleid. De A-G Jörg beoordeelt de zaak anders: de 'totality of circumstances' in aanmerking genomen blijkt niet zonneklaar dat het ‘generieke’ opzet tot de deal reeds tevoren bij de verdachte bestond. De HR houdt het evenwel bij een zeer terughoudende toetsing. De gang van zaken zou sinds de invoering van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden vallen onder artikel 126q (pseudokoop door opsporingsambtenaar). Dan zou er wel een schriftelijk bevel van de officier van justitie moeten zijn; 'spontane' pseudokoop is niet meer rechtmatig.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2001
AA20010041

Het testament van de Queen: only a family affair?

L.A.G.M. van der Geld

Naar aanleiding van het overlijden van Queen Elizabeth II bespreekt Lucienne van der Geld in deze column waarom we waarschijnlijk nooit zullen weten wat er in haar testament staat, ondanks dat testamenten in de UK, in tegenstelling tot in Nederland, doorgaans wél openbaar worden gemaakt.

Opinie | Column
oktober 2022
AA20220766