Jaarboek Corporate Governance 2015|2016
De relatie tussen het besturende en het toezichthoudende orgaan staat in de eerste drie bijdragen centraal. David beschrijft in Hoofdstuk 2 bijvoorbeeld hoe macht in de bestuurskamer een bron van kracht kan zijn, in plaats van een reden tot zorg. In dat kader reikt hij ook handvatten aan om het onderwerp (beter) bespreekbaar te maken. Een risico is wellicht dat de geformuleerde vragen door bestuurders als te ‘soft’ (‘Welke opvattingen heb je in het leven over macht meegekregen?’) kunnen worden ervaren.
Een ander thema, dat in de praktijk met enige regelmaat aan de orde komt, is dat van geschiktheidstoetsing bij financiële ondernemingen door DNB. Dit aspect komt in twee hoofdstukken aan de orde, bij Roth en Roepnarain (Hoofdstuk 6) en Lückerath-Rovers en Stavast (Hoofdstuk 7). Eerstgenoemden gaan in het algemeen in op het wettelijk kader van geschiktheidstoetsing en toepassing daarvan in de praktijk; laatstgenoemden bespreken specifiek de geschiktheidstoetsing die in 2012 plaatsvond ten aanzien van de RvC bij de vier grootste Nederlandse banken en verzekeraars.
Abma (Eumedion) sluit in Hoofdstuk 14 af met een beschouwing van het AVA-seizoen 2015. Hij concludeert kort gezegd dat de dialoog tussen beursvennootschap en aandeelhouder steeds beter zichtbaar wordt in het stemgedrag ter AVA.
Concluderend kan het Jaarboek Corporate Governance 2015| 2016 zowel wetenschappers als bestuurders en toezichthouders vanuit verschillende invalshoeken stimuleren in de beeldvorming. (TK)
M. Lückerath-Rovers e.a. (red.)
Jaarboek Corporate Governance 2015|2016
Deventer: Wolters Kluwer 2015, xiii + 237 p., € 49,50
Categorie: Boekbesprekingen