Shop

Het nieuwe erfrecht

F.R. Salomons

Dit artikel behandeld de nieuwe dingen van het nieuw ingevoerde erfrecht.

Annotaties en wetgeving | Wetgeving
januari 2000
AA20000042

Het verschil in toelating tussen verschillende groepen Nederlanders in Aruba en de Nederlandse Antillen

H.B. van Aller

Dit artikel gaat over een bij de Hoge Raad aanhangige zaak omtrent het toelaten van kansarme Antillianen en Arubanen in Nederland. De Nederlandse overheid denkt namelijk aan een toelatingsregeling voor deze groepen mensen

Verdieping | Verdiepend artikel
januari 2000
AA20000037

Inleiding

L. Bosch, D. Kaandorp, C. Mak

Inleiding bij de komende Rode Draad artikelen over 'Minderjarige in het recht'.

Overig | Rode draad | Minderjarigen in het recht
januari 2000
AA20000024

Minderjarigen in het recht

J.E. Doek

Dit artikel geeft een korte schets van wat men zou kunnen noemen de uitwendige geschiedenis van ht jeugdrecht zodat de lezer enige weet heeft van de aard en de omvang van het jeugdrecht. Vervolgens wordt ingegaan op de ontwikkeling van de leidende ideeën in het jeugdrecht.

Overig | Rode draad | Minderjarigen in het recht
januari 2000
AA20000025

Nieuwe wetsvoorstellen

Ars Aequi Libri

Annotaties en wetgeving | Wetsvoorstellen
januari 2000
AA20000041

Over haken en (be)ogen

L. van Wifferen, E. de Zwaan

In dit redactionele artikel wordt ingegaan op de opzetclause die is opgenomen in vele verzekeringsclausules die veel voorkomen in verzekeringsovereenkomsten die door de Hoge Raad in het belang van het slachtoffer wordt uitgelegd

Opinie | Redactioneel
januari 2000
AA20000003

Rechtsvraag (285) Strafrecht voor eerstejaars

M.M. Dolman

Aan de hand van een strafrechtelijke casus worden enkele vragen gesteld en tevens worden de eerstejaars rechtenstudenten opgeroepen om de oplossing te zoeken en in te sturen.

Perspectief | Rechtsvraag
januari 2000
AA20000070

Van Gorp q.q./Rabobank Breda

A.I.M. van Mierlo

Hoge Raad 23 april 1999, nr. 16782, C97/261, ECLI:NL:HR:1999:ZC2940, RvdW 1999, 73C (Van Gorp q.q./Rabobank Breda) Dit arrest behandeld de vraag of, in geval van een faillissement, de bank zich kan beroepen op verrekening wanneer aan de bank stil verpandde goederen worden verkocht, met instemming van de bank, door de pandgever. De Hoge Raad komt tot een ontkennende beantwoording.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2000
AA20000055

De Orde van Apen

P. de Vries

Dat de verschillen tussen mens en dier minder groot zijn dan lange tijd werd verondersteld, hoeft niemandmeer te verbazen. Nog wel opzienbarend is dat de aloude waterscheiding van onze moraal de dierenook niet meer buiten de deur houdt: in de gedragingen van dieren wordt wel een bepaalde vorm vanmoraliteit verondersteld. Met name bij primaten kunnen sommige observaties van moreel gedrag zelfsmet recht in verband gebracht worden. De sociale orde van apen blijkt zodanig gereguleerd te zijn datvoorgesteld kan worden voor die regulering het begrip ‘recht’ te gebruiken.

Verdieping | Studentartikel
januari 2000
AA20000005

Aansprakelijkheid van dienstverleners

D. Kaandorp, G. Reisenstadt

Op 1 juli 1999 organiseerde het Centrum voor aansprakelijkheidsrecht van het Schoordijk instituut in Tilburg een symposium over de aansprakelijkheid van dienstverleners. Bij dienstverleners moet men denken aan advocaten, accountants, artsen, notarissen, makelaars, leveranciers van informatica, banken, alle mogelijke soorten adviseurs, maar ook aan aannemers. Hoewel al die vormen van dienstverlening ieder hun eigen normenkader kennen, blijken er vergelijkbare principes te zijn. Het doel van het symposium was om die principes in kaart te brengen, om zo tot een meer geïntegreerde en consistente benadering van diverse problemen te komen, die binnen verschillende dienstverleningsrelaties spelen.Centraal staan hierbij met name de informatieplichten, de mate van zorg die van dienstverleners verwacht mag worden en de bewijsproblemen. Dagvoorzitter was prof.mr. M.A.M.C. van den Berg.

Verdieping | Studentartikel
januari 2000
AA20000015

De lijdensweg naar de Hoge Raad

F. Bruinsma

Sinterklaas en de Hoge Raad zijn beide instituten die in de belevingswereld van kinderen, respectievelijk juristen vele malen belangrijker zijn dan in werkelijkheid. Want ga maar na: zoals kinderen gaan geloven in een goed heiligman, zo wordt rechtenstudenten tijdens de studie wijs gemaakt dat de Hoge Raad een eerbiedwaardig college is, verantwoordelijk voor rechtspraak op en daardoor ook van het hoogste niveau. Procespartijen die de Hoge Raad gehaald hebben weten wel beter. ‘De Hoge Raad heeft argumenten waarvan je moet zeggen: beste mensen, dat heeft er helemaal niets mee te maken en wat er echt gebeurd is vind je niet meer in het verhaal terug’, aldus een van de procespartijen die we geïnterviewd hebben (De Hoge Raad van onderen). Ik wil niet beweren dat de Hoge Raad niet zou bestaan –hij heeft per slot van rekening een gebouw met een adres en een telefoonnummer en dat kan van Sinterklaas niet gezegd worden —, maar wel dat juristen niet moeten doen alsof hun rooskleurig beeld van de Hoge Raad beter zou zijn dan het aanmerkelijk genuanceerdere en op ervaring gebaseerde beeld van procespartijen. Wat geldt voor de Hoge Raad, geldt helemaal voor de weg ernaar toe: voor particuliere procespartijen is procederen tot en met de Hoge Raad een lijdensweg die gemiddeld vijf jaar en 50.000 gulden kost, voor (a.s.) juristen die kennis nemen van de uitspraak komt het neer op het geamuseerd of verveeld gadeslaan van juridisch pingpongen. In het navolgende bekijken we met de ogen en in de woorden van particuliere procespartijen de civiele rechtspraak in drie instanties, maar voordat we dat kunnen doen moeten eerst de juridische oogkleppen af.

Opinie | Opiniërend artikel
januari 2000
AA20000034

De civielrechtelijke dwangsom

G.R. Rutgers

Benelux-Gerechtshof 25 mei 1999, ECLI:NL:XX:1999:AD3060, nr. A 97/2, RvdW 1999, 95 C (Greenib Car BV t. de vennootschap onder firma Autobedrijf Joh. Aaltink) Benelux Gerechtshof Eenvormige Benelux wet betreffende dwangsom;‘onmogelijkheid’ in de zin van artikel 4 lid Eenvormige Wet/artikel 611d Rv. Vraag of er sprake is van ‘onmogelijkheid’ in de zin van artikel 4 lid 1 Eenvormige Wet, ofwel artikel 611d Rv, gedurende de periode dat een in een eerste kort gedingvonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom gegeven verbod, niet is nagekomen, nadat en omdat de veroordeelde door dezelfde president in een tweede, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, uitspraak in kort geding was ontslagen van de verplichting tot naleving van dat verbod. Een bijzondere omstandigheid was dat het tweede kort gedingvonnis nadien in hoger beroep is vernietigd.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 2000
AA20000049