Internationaal Europees en buitenlands recht

Resultaat 1225–1236 van de 1456 resultaten wordt getoond

Recht, fraude, politiek en de voorloper van de trust: Lord Dacre’s case (1535)

D. Heirbaut

Dit artikel is een uitgebreidde weergave van de Lord Dacre`s case, met een uitbebreidde inleiding van de achtergrond waartegen deze zaak is gewezen en de gevolgen van de zaak voor de Engelse samenleving.

Overig | Rode draad | Historische rechtszaken
maart 2003
AA20030150

Recht, Politiek en het Systeem van Collectieve Veiligheid

W.G. Werner

In dit artikel behandelt de auteur de werkzaamheden en taken bij niet-interstatelijke oorlogen aan de hand van de volgende vraag: 'Welke functie hebben begrippen zoals ‘geweld’ en ‘zelfverdediging’ in de context van niet-traditionele conflicten waarin de Veiligheidsraad niet in staat blijkt om tijdig en doeltreffend op te treden?' Daarbij komen aan de orde: Het gebruik van geweld teneinde grootscheepse mensenrechtenschendingen te voorkomen of te beëindigen (de zogenoemde ‘humanitaire interventies’) en het gebruik van grensoverschrijdend geweld tegen niet-statelijke actoren, zoals bijvoorbeeld transnationaal of globaal opererende terroristische groeperingen.

Bijzonder nummer | Oorlog & recht | Verdieping | Studentartikel
juli 2009
AA20090510

Rechten en plichten van Europese instellingen

de actieve legitimatie van het Europees Parlement en de openbaarheid van het Commissiebestuur

A.P. Koburg, A.P. Krijnen, K.J.M. Mortelmans

Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG), 27 september 1988, ECLI:EU:C:1988:461, zaak 302/87 (Europees Parlement tegen de Raad van de Europese Gemeenschappen). Ook bekend als Comitologie-arrest. Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG), 22 mei 1990, ECLI:EU:C:1990:217, zaak C-70/88 (Europees Parlement tegen de Raad van de Europese Gemeenschappen). Ook bekend als Tsjernobyl-arrest. Hof van Justitie Europese Gemeenschappen (HvJ EG), 13 juli 1990, ECLI:EU:C:1990:315, verzoek om rechtshulp van de rechter-commissaris van de arrondissementsrechtbank te Groningen, belast met het gerechtelijk vooronderzoek in een strafzaak, zaak C-2/88, Imm (J.J. Zwartveld e.a.),. Ook bekend als Zwartveld-beschikking. In deze noot bij een een drietal uitspraken van 27 september 1988, 22 mei 1990 en 13 juli 1990 komen de verschillende rechten en plichten van Europese instellingen aan de orde. Zo wordt de bevoegdheid van het Europees Parlement om een vordering tot nietigverklaring in te stellen besproken. Vervolgens komt de plicht van de Europese Commissie tot informatieverschaffing aan bod waarbij veel rechtsoverwegingen van het HvJ EG worden behandeld. Tenslotte wordt er een beschikking besproken die gaat over het verzoek om rechtshulp door een nationale rechterlijke autoriteit. Deze annotatie is als volgt opgezet. Eerst worden de algemene lijnen geschetst van de procedure die gevolgd werd in de Tsjemobyl-en comitologie-arresten (nr. 2) en in de Zwartveld-beschikking (nr. 3). Daarna wordt uitvoerig ingegaan op de actieve legitimatie van het Europees Parlement (nrs. 4-14). In dit deel van de annotatie worden ook enkele parallellen getrokken met de Zwartveld-beschikking. In de drie uitspraken komen immers goed vergelijkbare constitutionele vragen aan de orde. Vervolgens wordt nader ingegaan op de problemen van openbaarheid van bestuur die in de Zwartveld-beschikking worden besproken (nrs. 15-16). Ten slotte worden, geïnspireerd door drie uitspraken van het Hof, enkele kritische opmerkingen gemaakt over de plaats van het Hof van Justitie in het Europese integratieproces (nr. 17).

Annotaties en wetgeving | Annotatie
december 1990
AA19900974

Rechten van de mens

W.J.M. van Genugten

Post thumbnail

De normen op het terrein van de rechten van de mens krijgen via (semi-)rechterlijk en politiek toezicht een steeds scherpere, vaak universele inhoud. De praktijk is echter weerbarstig en vraagt naast een debat over de universaliteit van de normen om steeds meer aandacht voor processen van universalisering, ter ontrafeling van alle obstakels die aan realisering van de rechten van de mens in de weg staan. En Nederland/westerse wereld: vergeet vooral de balk in het eigen oog niet.

Opinie | Amuse
januari 2015
AA20150006

Rechten van de mens in het klassieke Islamitische staatsrecht

R. Hijma

De vraag naar de universele gelding van mensenrechten duikt regelmatig op. In de islamitische wereld is in de afgelopen vijftien jaar een aantal islamitische mensenrechtenverklaringen tot stand gekomen. Aan deze verklaringen ligt vaak de opvatting ten grondslag dat de Islam reeds vanaf zijn ontstaan mensenrechten gekend heeft.In het onderstaande wordt, na een korte uiteenzetting over achtergrond, inhoud en betekenis van deze moderne verklaringen, genoemde opvatting nader onderzocht. Nu bij mensenrechten de opvattingen over de staat, en over de verhouding staat versus onderdanen in het bijzonder, van cruciaal belang zijn, is het zaak daarvan kennis te nemen. In hoeverre kende het klassieke islamitische staats¬recht mensenrechten, dan wel bood de theorie ruimte voor de erkenning van dergelijke rechten? Of getuigt de opvatting dat de Islam reeds vanaf haar ontstaan mensenrechten gekend heeft van een knap staaltje achteraf-interpreteren? Deze vragen worden beantwoord door middel van de bespreking van een drietal klassieke islamitische boekwerken over het staatsrecht. (Al-Mawardï, Ibn Dja-maca en Ibn Taimiyya)

Verdieping | Verdiepend artikel
juli 1989
AA19890659

Rechterlijke (non)controle op ‘eyewitness (mis)identification’

Rechtmatigheid van Russisch optreden tegen Nederlands Greenpeace-schip

Rechtsbeginselen en mensenrechten

D.F. Scheltens

In dit artikel wordt ingegaan op de verhouding tussen rechtsbeginselen en mensenrechten. Om deze verhouding te kunnen beschrijven, wordt eerst bekeken waar rechtsbeginselen respectievelijk mensenrechten staan in het systeem van het recht en wordt als het ware het hiërarchische systeem ontrafeld.

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910797

Rechtsbeginselen in het Europese Gemeenschapsrecht

T. Koopmans

In dit artikel geeft de auteur verklaringen waarom er in het verband van de EEG, thans EG/ EU, zoveel gebruik wordt gemaakt van rechtsbeginselen en de oorsprong van deze beginselen bij de rechtspraak van het HvJEG.

Bijzonder nummer | Rechtsbeginselen
oktober 1991
AA19910927

UCERF 16 - Actuele ontwikkelingen in het familierecht

Rechtsbescherming in jeugdbeschermingszaken steeds doorslaggevend?

L.M. Coenraad

Lieke Coenraad vraagt zich in haar bijdrage af of de rechter in geval van jeugdbeschermingsmaatregelen niet de mogelijkheid zou moeten hebben om een afweging te maken tussen het belang van rechtsbescherming enerzijds en dat van snelle rechtszekerheid en minder ingrijpende middelen anderzijds. Rechtspraak van de Hoge Raad lijkt daaraan in de weg te staan, nu […]

Rechtseenheid als monoliet of als open constructie

I.C. van der Vlies

In dit artikel wordt beschreven hoe het Europese recht anders ingericht kan worden zodat de wetgeving van de Lid-staten en de EG beter op elkaar afgestemd kunnen worden.

Bijzonder nummer | Rechtsharmonie - Wetsharmonie
mei 1996
AA19960293

Rechtseenheid en de tenuitvoerlegging van het Unierecht door de nationale rechter in een geïntegreerde rechtsorde

S. Haket

Dit artikel onderzoekt welke eisen het Unierecht stelt aan de tenuitvoerlegging van dat recht door de nationale rechter. Wat zegt dit over de betekenis van rechtseenheid, en hoe wordt dit nagestreefd, in het Unierecht? Soms getuigen de vereisten van het geloof dat rechtseenheid enkel door uniformiteit kan worden bereikt, soms is juist een compromis noodzakelijk.

Rode draad | Rechtseenheid
maart 2018
AA20180245

Resultaat 1225–1236 van de 1456 resultaten wordt getoond