Resultaat 2113–2124 van de 3130 resultaten wordt getoond
H. Heijermans
Wie voor 1 januari 1998 ging scheiden en als ouder het gezag over de kinderen wilde blijven delen , had pech als de andere ouder daar geen zin in had: het daartoe benodigde 'eensluidende verzoek' aan de rechter kon dan niet tot stand komen. zo`n ouder lijkt nu beter af: het gezamenlijk gezag loopt na scheiding automatisch door en voor de 'onwillige' ouder die toch eenoudergezag wil is een drempel opgeworpen in de vorm van het vereiste: wie het eenhoofdig gezag wil, zal moeten stellen dat en waarom het belang van het kind daarmee gediend is. Komt eenoudergezag tot stand, dan openen zich overigens nieuwe perspectieven: de ouder met gezag kan dat gezag gaan delen met een partner, zonder dat de andere ouder een vetorecht heeft. Was het voor 1998 dan toch beter geregeld voor de ouder die niet in het gezag mocht delen?
Verdieping | Studentartikelnovember 1999AA19990784
H.O. Kerkmeester
Sinds het arrest Binderen/Kaya is algemeen geaccepteerd dat in civiele zaken gebruik kan worden gemaakt van statistisch bewijsmateriaal. Vooral voor het leveren van indirect bewijs van discriminatie en op de terreinen van gezondheids- en milieuschade kunnen statistische gegevens belangrijke diensten bewijzen. In deze bijdrage zal worden aangegeven wat onder statistisch bewijs kan worden verstaan. Er zullen twee wijzen worden onderscheiden waarop met dit bewijs kan worden omgegaan, namelijk het kansbepalingsmodel en het toetsingsmodel. Er zal worden betoogd dat het tweede model in het algemeen de voorkeur verdient.
Rode draad | Bewijs en bewijsrecht | Verdieping | Verdiepend artikelnovember 1999AA19990793
H.C.F. Schoordijk, J.M. Smits
Hoewel het onmogelijk is om de toekomst te voorspellen geven de auteurs van dit artikel hun visie op de toekomst van het privaatrecht.
Rode draad | Milleniumrubrieknovember 1999AA19990800
J.H.M. van Erp
Hoge Raad 2 oktober 1998, nr. 16676, C97/155, ECLI:NL:HR:1998:ZC2723, NJ 1998, 831 (Nacap/Shellfish) De vraag of, vanuit rechtsvergelijkend en met name Europees privaatrechtelijk perspectief, de vanzelfsprekendheid waarmee in Nederland aansprakelijkheid voor leidingschade wordt aangenomen niet zou moeten worden heroverwogen is de centrale vraag in de noot bij dit arrest.
Annotaties en wetgeving | Annotatieoktober 1999AA19990754
M. Verhorst, H.J. Vetter
Aan de hand van een vennootschapsrechtelijke casus worden enkele vragen gesteld. De lezers van Ars Aequi worden vervolgens opgeroepen hun antwoorden in te sturen.
Perspectief | Rechtsvraagoktober 1999AA19990770
M.J.G.C. Raaijmakers
Hoge Raad 25 juni 1999, nr. C98/051HR, ECLI:NL:HR:1999:AD3069, RvdW 1999, 109 (Vereniging voor de Effectenhandel/CSM NV) Karakter noteringsovereenkomst tussen 'beurs-NV' en Amsterdamse beurs. Opzegging of beëindiging daarop grond van gewijzigde rechtsopvattingen omtrent de toelaatbaarheid van 'beschermingsconstructies' op grond van art 6:248 lid 1/lid2/ 6:258 BW. Gevolgen van beëindiging voor de notering van effecten.
Annotaties en wetgeving | Annotatieoktober 1999AA19990746
P. van den Broek, R. Schrömbges
In het kader van het Rode draad-thema voor 1999 'Bewijs en Bewijsrecht' geeft prof. mr. W.D.H. Asser zijn visie op het burgerlijk procesrecht en het bewijsrecht in Nederland.
Rode draad | Bewijs en bewijsrecht | Verdieping | Interviewoktober 1999AA19990728
september 1999
J.V. Weijnen
R.J.C. Flach
H.H. Lammers, J.A.J. Peter
E.H. Hondius
S.H. van Dijk