1 Inleiding
1.1 Twee soorten verkrijging door verjaring
1.2 De ratio van verkrijging door verjaring
1.3 De praktische betekenis van verkrijging door verjaring
1.4 Plan van behandeling
2 Verkrijging door verjaring; een beknopte rechtshistorische schets
2.1 Romeins recht
2.2 Het oud-Nederlandse en het Rooms-Hollandse recht
2.3 Het Burgerlijk Wetboek van 1838
3 Verkrijgende verjaring op grond van art. 3:99 BW
3.1 Inleiding
3.2 Bezit
3.3 Bezit van verschillende soorten goederen
3.3.1 Roerende zaken, niet-registergoederen en rechten aan toonder of order
3.3.2 Onroerende zaken
3.3.2.1 Inbezitneming en bezit
3.3.2.2 Invulling bezitsvereisten in jurisprudentie
3.3.2.3 Strengere bezitseisen bij publiek eigendom?
3.3.2.4 Bezit als eigenaar of als beperkt gerechtigde
3.3.2.5 Huurder of erfpachter als inbezitnemer
3.3.3 Erfdienstbaarheden
3.3.4 Erfpacht en opstal
3.3.5 Hypotheek en pand
3.3.6 Vruchtgebruik
3.3.7 Vorderingsrechten op naam
3.4 Bezit van registergoederen en het achterwege blijven van het opmaken van de leveringsakte en/of de inschrijving daarvan in de openbare registers
3.5 Bezit te goeder trouw
3.5.1 Inleiding
3.5.2 Nadere verkenning van inhoud en betekenis van het vereiste van goede trouw
3.5.2.1 Inbezitneming leidt als regel niet tot bezit te goeder trouw
3.5.2.2 Bezitsverkrijging door overdracht of door opvolging onder algemene titel en goede trouw
3.5.2.3 Een bezitter die eenmaal te goeder trouw is, wordt geacht dit te blijven
3.5.2.4 Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn
3.5.3 Goede trouw en openbare registers (i); de kadastrale kaart maakt geen deel uit van de openbare registers
3.5.4 Goede trouw en openbare registers (ii); is bezit te goeder trouw van een registergoed mogelijk, zonder inschrijving van een op de gerechtigdheid tot dit goed betrekking hebbende akte in de openbare registers?
3.5.5 Verhouding tussen art. 3:99 BW en de derdenbeschermingsbepalingen van art. 3:86 BW en art. 3:88 BW
3.6 Onafgebroken bezit gedurende drie of tien jaren
3.6.1 Stuiting en verlenging
3.6.2 Voortzetting verjaring
3.7 Overgangsrecht
4 Verkrijging door verjaring als gevolg van de bevrijdende verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit (art. 3:105 BW)
4.1 Inleiding
4.2 De termijn van art. 3:105 BW
4.2.1 De regeling van art. 3:105 lid 2 BW
4.3 Dief wordt eigenaar
4.3.1 Dief als bezitter
4.3.2 Pretentieloos bezit?
4.3.3 Gebrekkig bezit?
4.3.4 De affaire Noortman; Rb. Rotterdam 27 april 2010
4.3.5 De Minister van Veiligheid en Justitie; antwoorden op Kamervragen
4.3.6 Conclusie
4.4 Rechtsmiddelen van de (voormalige) eigenaar na een voltooide bevrijdende verjaringstermijn
4.4.1 Schadevergoeding uit onrechtmatige daad
4.4.1.1 Verjaringstermijn van de vordering uit onrechtmatige daad
4.4.1.2 Reikwijdte van het Gemeente Heusden-arrest
4.4.2 Ongerechtvaardigde verrijking
4.4.3 Derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid
4.4.4 Recht op eigendom; art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM
4.5 Extinctieve verjaring, niet gepaard gaand met verkrijging door verjaring: goederenrechtelijke ‘schemersituaties’
4.5.1 Alternatieve visie op art. 3:314 BW
4.5.2 Bezitsverkrijging na verloop van meer dan twintig jaar
4.5.3 M.v.A. II bij art. 3:314 lid 1 BW; verjaring revindicatie tegen houder
4.6 Overgangsrecht
5 Enige nadere wettelijke regelingen ten aanzien van verkrijging door verjaring
5.1 Cultuurgoederen
5.2 De notariële verklaring van verjaring
5.3 De notariële akte van vaststelling
5.4 Akte van vernieuwing
5.5 Werking van rechtswege
5.6 Verjaring als originaire wijze van eigendomsverkrijging
5.7 Werking ex nunc of ex tunc?
5.8 Tenietgaan van beperkte rechten door verjaring
5.9 Eigendomsverkrijging door een vinder
5.10 Verkrijgende verjaring van goederen van een nalatenschap gekoppeld aan extinctieve verjaring van hereditatis petitio
Rechtspraakregister